Veilig achter een kijkglas. Over 'In het oog' van Marijke Schermer

Femke Brockhus

‘Ik voelde me nergens zo fijn als met een kijkglas tussen mij en de dingen.’ Een treffende constatering van hoofdpersonage Nicola in de roman In het oog, die zich als bevlogen onderzoeker met bacteriestudies bezighoudt, maar haar bestuderende zienswijze ook buiten het laboratorium handhaaft om haar leven te begrijpen. Zoals in eerdere romans als Noodweer en Liefde, als dat het is (shortlist Librisprijs 2020), levert toneel- en romanschrijver Marijke Schermer met deze vierde roman opnieuw een nauwgezette studie af naar de relatie die mensen met zichzelf en hun naasten onderhouden.

Het leven van verteller en hoofdpersonage Nicola staat op het punt te kantelen: haar partner Bee besluit de relatie te beëindigen ([...] ‘jij kunt je helemaal niet hechten, je bent een freischwebend stuk ruimtepuin’) en haar financieringsaanvraag voor een belangrijk onderzoek naar een bacterie wordt afgewezen. Wat vanzelfsprekend haar leven vormde, wordt nu een jungle waar Nicola zich rationeel doorheen probeert te slaan. De emotionele naschok van de relatiebreuk lijkt ze te ontlopen door een obsessieve nieuwsgierigheid die zij ontwikkelt voor Louis, een man die ze in een restaurant ziet zitten en die ze vervolgens naar zijn huis volgt. Zodra ze weet waar hij woont, gaat ze geregeld bij het huis kijken en staat ze zichzelf zelfs toegang tot het huis toe (sleutel onder de bloempot). Er is dan geen houden meer aan: na het rondneuzen in het huis gaat ze er eten, slapen, verstopt ze zich als Louis (met bezoek) thuiskomt en voelt ook geen schroom om zijn e-mail te lezen en wat concepten te herschrijven. Interessant is de manier waarop de vergaande mate van stalken door het verhaal van deze duidelijk onbetrouwbare verteller doorsijpelt, in schijnbaar onopvallende opmerkingen, zoals ze opbiecht wanneer ze muziek opzet: ‘de cd die ik even van Louis had geleend.’

Louis fungeert als een vacuüm waarin Nicola zich dankbaar laat verdwijnen. Wanneer ze elkaar daadwerkelijk leren kennen (toevalligerwijs via een datingapp), wordt hun contact razendsnel intens: ‘Ook als ik in het lab was en mijn bacteriën bekeek dacht ik aan hem. Zijn verdriet had zich vermengd met elk verdriet dat ik ooit had gehad. Ik was het onderscheid tussen ons beiden behoorlijk aan het verliezen.’ Nicola hanteert een rigide eenzijdigheid in het totaal uitpluizen van de ander, terwijl ze zelf nagenoeg niets blootgeeft. Haar geslotenheid die voor eerdere worstelingen met Bee zorgde, wordt hier in stand gehouden. In dit vacuüm komt oud zeer van de dood van haar vader naar boven, samen met traumatische herinneringen aan haar jeugd. Op deze manier lijkt Nicola zich in haar verliefde staat niet zozeer enkel te verliezen aan Louis, maar vooral aan alle troep die haar achtervolgt.

Ook in haar professie houdt Nicola er individuele normen op na die ze voor zichzelf sluitend beargumenteert. Met wat creativiteit (lees fraude) beïnvloedt Nicola haar testresultaten, waardoor zij goede hoop houdt dat het met de financiering van het onderzoek uiteindelijk wel goed zal komen. Een moreel bezwaar ziet ze niet, het is simpelweg een oplossing voor het probleem bij wetenschappelijk onderzoek: ‘[...] om aan geld te komen moest je immers bepaalde resultaten beloven die je pas echt kon leveren als je het geld gekregen had.’

Wat in deze roman intrigeert is niet zozeer hoe het afloopt met het onderzoek, de afwikkeling met Bee of het nieuwe verbond met Louis, maar of en hoe Nicola nader tot zichzelf kan komen. Haar karakter komt stroef en gesloten over, ze is zeer intelligent in haar beschouwingen, en toch tegelijkertijd met vlagen verbazingwekkend blind voor zichzelf en haar omgeving. Ze is goed in staat om de manier waarop haar hoofd werkt te doorzien.

 

Ik dacht heel veel over mezelf na, of misschien moet ik zeggen dat ik ín mezelf nadacht. En het is zoals een proefopstelling in de fysica: zodra iemand zich ermee bemoeit, zodra iemand metingen begint te doen, worden de resultaten beïnvloed. Je meet wat je meet, niet wat vlak ervoor was.

 

Toch loopt Nicola tegen een groot onvermogen aan wanneer ze emoties moet duiden: ‘[...] hoe meer ze naar mijn gevoelens vragen, hoe minder ik er blijk te hebben, alsof ze me met elke vraag ernaar ervan beroven.’ De volwassene die ze is geworden is een gesjeesde bèta-wetenschapper die gegijzeld wordt gehouden in haar analyserende brein. De emotionele ballast van haar jeugd komt moeizaam maar onherroepelijk naar de oppervlakte: de zelfmoord van haar vader, de akelige voorvallen in tekortschietende zorg van een depressieve ouder en de moeizame verhouding met haar moeder.

Nicola ervaart de wereld zonder er zelf aan deel te nemen, ze ziet wat ze wil zien: alles is gecontroleerd en overzichtelijk. Wereldse problemen die voornamelijk tot haar komen in het klimaatactivisme van haar dochter Marie, passen niet onder een microscoop: ‘Maar we botsten tegen die dichte deur van Marie. Wat moesten we ermee? Behalve feiten en cijfers, behalve de abstractie van een ophanden zijnde ramp was er niets.’ Ook trauma toont zich onmogelijk netjes geordend. Het onvermogen om te zien wat er precies gebeurt (het trauma uit haar jeugd aangaan of de telefoon eens opnemen wanneer alles mis dreigt te lopen), wordt omkleed met onbehagen en schaamte. Zo ontstaat een roman waarin er extra opmerkzaamheid van de lezer wordt gevraagd. Een onbetrouwbare verteller creëert een spel met lezer, waarbij je je telkens kan afvragen: is dit een waarschijnlijke weergave, een eerlijke biecht?

In het oog stelt interessante vragen, zoals hoezeer een relatie een spel is tussen zelfbehoud en zelfverlies: in hoeverre kan je jezelf zijn bij een ander? Waar loopt de grens tussen wat van jou is en wat een ander toebehoort? Hoeveel kennis van de ander is nodig om iemand te kunnen doorgronden, als dat überhaupt mogelijk is? In weloverwogen, vlotte taal en scherpe observaties trekt Schermer een intrigerende wereld op die dreigt in te storten. Er worden prachtige dialogen opgevoerd, waarbij zware thematiek wordt verlicht door de ongemakkelijkheid en droge humor. Zoals Marijke Schermer al eerder liet zien in Noodweer, ligt er in de staart van het verhaal een koortsachtige climax te wachten. Het karakter van Nicola maakt dat je graag tot het einde met haar meegaat, mede omdat ze als einzelgänger geen aura van ongeluk om zich heen heeft hangen: in wezen is ze heel gelukkig met zichzelf maar voelt ze zich in relatie tot anderen juist een vreemdeling. Uiteindelijk rest de vraag of Nicola voldoende uit de weg kan ruimen om zichzelf aan een essentieel onderzoek te onderwerpen.

 

BIBLIOGRAFIE

Marijke Schermer, In het oog. Van Oorschot, Amsterdam, 2024.

 

Femke Brockhus over Marijke Schermer
PDF – 277,6 KB

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.