Wrede tederheid. Over 'Marshmallow' van Simone Atangana Bekono

Anne van den Dool 

In haar nieuwste dichtbundel Marshmallow zoekt Simone Atangana Bekono (1991) de balans tussen overgave en eigengereidheid. Geweld blijkt een manier om dicht bij de ander te komen, maar vraagt net zo goed om offers van degene die het onderspit delft.

Een marshmallow, wat is dat eigenlijk? Deze snoepjes, opgeblazen wolkjes suiker waarvoor je maar nauwelijks je tanden nodig hebt om ze te verorberen, hebben nauwelijks een eigen vorm of smaak, en smelten zodra ze in de buurt van een warmtebron komen.

In Vlaanderen wordt een marshmallow ook wel een nonnenbil of meiskesvlees genoemd. Het maakt het tot een passende titel voor de derde, zeer lichamelijke dichtbundel van Simone Atangana Bekono. In vier afdelingen – ‘terra’, ‘kamer’, ‘zonder kamer’ en ‘marshmallow’ – wordt het eigen lijf en leven en de verhouding met dat van anderen onderzocht.

Daarin blijkt het schipperen tussen aantrekken en afstoten, tussen willen voldoen aan andermans eisen en een eigen weg inslaan. Het eerste gedicht, getiteld uhhh,,,i am sorry i know nothing of form!! (sic) zet alvast een eigenwijze toon: deze dichter conformeert zich liever niet aan krampachtige regeltjes over punten en komma’s. ‘er wordt veel over me gefluisterd’, opent Marshmallow, ‘ik mis tucht dus ik vraag stergespreid om tucht / waarmee ik bedoel ik mis mijn meesters’.

 

Uiterlijk vertoon

Die openingszinnen betekenen het startschot van een terugkerend taalspel, waarin dat wat wordt gezegd en wordt bedoeld continu naast elkaar worden gepresenteerd. Er is de uiterlijke schijn, het vertoon richting de buitenwereld, en er is de onzekere binnenwereld, die continu vraagt om verhulling.

Meerdere werkelijkheden worden ook naast elkaar geplaatst door gebruik te maken van schuine strepen: er is sprake van ‘verschrikte / slaafse’ gezichten, een houding wordt bestempeld als ‘vrolijk / misplaatst’. Een eerste, misschien wat onbeholpen indruk wordt direct vervangen door een minder onschuldig beeld. De lezer zou zich op zijn nummer gezet kunnen voelen: ach, naïeve jij, je hebt geen idee.

Binnen die context wordt ook door het lyrische ik zelf gezocht naar de betekenis van een voorbije liefde. Hoe lastig het is binnen een relatie een gelijkwaardige band op te bouwen, legt zij bloot in verschillende metaforen: ‘een kreupele hond vindt een uitgewoond beestje’, ‘een kapot scharnier in je deur’, ‘ik een knekelhuis / jij een monstertruck’. Dat die rollen niet vaststaan, blijkt wel uit de continue wisselingen in de rollen: ‘het beestje doet alsof de hond veel kracht heeft’ en de monstertruck blijkt toch eerder een ‘messy millennial woman’.

Al vanaf het begin was het een rommelig samenzijn. Er was drank in het spel, beiden hadden niet hun beste kloffie aan, de locatie was niet om over naar huis te schrijven – maar toch vonden ze elkaar: in directe lichamelijke aantrekkingskracht, in het spel van aantrekken en afstoten. Het was een liefde die kolkte en vervolgens overliep.

 

Traumatische ervaring

Dat overlopen moet een traumatische ervaring zijn geweest. In de volgende gedichten start de zoektocht naar de exacte contouren van de kamer waar het allemaal gebeurde – contouren die zich maar niet willen openbaren. ‘ik moet blijkbaar herbeleven’, concludeert het ik, ‘ik / kan slapen waar jij slaapt / zonder dat iets breekt’. Ze moet zichzelf moed inpraten: ook zij mag scherp zijn als een mes, hoeft zich niet altijd geliefd te maken.

Bekono weet de lichamelijke intimiteit van de relatie beeldend neer te zetten: ‘dijen aan weeszijden van het hoofd/ voor elke wang een binnenwang die het oor kust / (…) pak me als vers geblazen glas vast’, dicht ze lyrisch. Plots is daar weer die tederheid, die wordt afgewisseld met vleselijke taal zoals ze die eerder ook in haar debuutbundel hanteerde: ‘wil je een pik dan groei ik een pik wil je een kut dan bloos ik’.

Geweld blijkt een manier om dicht bij de ander te komen, zoals ook wordt verwoord in het motto van de afdeling ‘zonder kamer’, een citaat van Anne Carson: through violence we are briefly intimate with some characters on stage in an exorbitant way for a brief time. In deze gedichtenreeks neemt de versie van het ik dat zichzelf moed inpraat, zich stoerder voordoet dan het is, opnieuw de overhand: ‘ik werd nergens heen gesleurd / ik werd niet gemanipuleerd / ik zat niet vast er was gewoon een uitweg’. Juist de herhaalde ontkenningen, die het gedicht lang doorgaan, doen twijfelen aan de boodschap, waarin het verhaal van de opgesloten hoofdpersoon uit Bekono’s bejubelde roman Confrontaties (2020) doorklinkt.

 

Ronddwarrelende bankbiljetten

De strofes zijn in Marshmallow afwisselend links, rechts en in het midden uitgelijnd. Je zou er de hinkstapsprong van de ene naar de andere houding van het lyrische ik in kunnen zien. Persoonlijk voelde ik soms de associatie met rapteksten, waarin een stoer maatschappijbeeld voorop stond door een overdaad aan seks, verdovende middelen en kostbare bezittingen, om maar te verhullen hoe genadeloos het leven eigenlijk is. Bekono kleedt haar poëzie aan met ronddwarrelende bankbiljetten, erotische koosnaampjes en fetisjfantasieën.

Het is een sterk contrast tussen deze beelden en die waar we vervolgens naar overschakelen: die van een dochter die probeert haar moeder te behagen. Het blijkt niet houdbaar al die verschillende rollen te blijven spelen: de woorden scheren van links naar rechts over de pagina’s. Niet voor niets eindigt de bundel met het beeld van een ontploffende zak poedersuiker, zoet als het snoepgoed uit de titel van de bundel: het toneelstuk is afgelopen, de acteurs vallen weer uit hun rol.

In Marshmallow is de woede duidelijk voelbaar. Wanneer die enigszins gereguleerd wordt, ontstaat sterke poëzie, die de lezer meetrekt in een hallucinante wereld van knielen en neerkijken, van pijn doen en gepijnigd worden. Met deze bundel maakt Bekono duidelijk hoe lastig succes en kwetsbaarheid soms naast elkaar kunnen blijven staan – een statement dat we met de lovende ontvangst van haar werk in het achterhoofd moeilijk niet autobiografisch kunnen lezen. Aan de andere kant is dat misschien ook een mankement van deze tijd, waarin autofictioneel schrijven en lezen hoogtij vieren. Belangrijker is de boodschap waarin elke lezer, gevierd schrijver of niet, zich in zou kunnen herkennen: dat het soms maar al te lastig kan voelen in hetzelfde lichaam, leven en samenzijn verschillende identiteiten naast elkaar te laten bestaan.

BIBLIOGRAFIE

Simone Atangana Bekono, Marshmallow. De Arbeiderspers, Amsterdam, 2024.

Anne van den Dool over Simone Atangana Bekono
PDF – 158,8 KB

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.