Hugo Bousset 80/30

Op dinsdag 7 maart 2023 namen we  feestelijk afscheid van Hugo Bousset als hoofdredacteur van DW in de Spiegelzaal van de Markten in Brussel.

Rudy Vanschoonbeek, Koen Peeters, Els Van de Perre, Johan de Boose, Elma van Haren, Jens Meijen, Peter Vermeersch, Patrick Bassant, Gunter Bousset en Erwin Jans betraden het podium om hulde te brengen aan Hugo die DW B dertig jaar (!) lang leidde.

Ook Hugo zelf nam het woord. Zijn speech kan u hieronder integraal lezen.

Als afscheidscadeau schonk de raad van bestuur Hugo een unieke poster met daarop handgeschreven getuigenissen van schrijvers over wat Hugo Bousset voor hen, voor DW B en voor de hedendaagse literatuur betekend heeft.  Deze poster zal als bijlage bij het eerstvolgende nummer van DW B (2023 2) gevoegd worden. 

 

De foto's werd gemaakt door Jef Van Eynde.


Beste vrienden van DW B,

 

Terwijl diepe vreugde en onnoembare dankbaarheid door me heen stromen om al dat moois dat me overvalt, denk ik eraan dat die zachte gevoelens die kennelijk ook in mij huizen, niet beletten dat leden van de kernredactie van DW B zoals Peter Verhelst me – zij het liefkozend - geregeld ‘the Boss’ en een ‘pitbull’ noemen.

Toen Hendrik Van Gorp, de promotor van mijn doctorale dissertatie over Het boek Alfa van mijn geliefde Ivo Michiels, me in 1992 opbelde met de vraag om vanaf 1993 hoofdredacteur van DW B te worden, hapte ik meteen toe, en hield mijn prooi stevig in de hand tot vandaag, 2023. Dertig jaar lang, en zelf intussen tachtig jaar geworden: mijn opvolger Erwin Jans moet het aloude Dietsche Warande en Belfort door de komende decaden loodsen, met veel boussole, ik bedoel met een goed kompas. Hij krijgt, zoals je weet en hebt gemerkt, een geweldige bemanning cadeau, veel onversneden plezier en creatieve vergaderingen, maar ongetwijfeld zal ook hij doorheen zware stormen moeten laveren, zoals wij enkele jaren geleden een periode hebben meegemaakt dat er neergekeken werd op papieren tijdschriften, ook bij de toenmalige subsidiënten, die hadden ontdekt dat teksten ook online konden worden gepubliceerd. Gelukkig kan mijn opvolger gebruikmaken van nieuwe inzichten, ook bij hen. Elk thematisch nummer heeft idealiter drie gedaantes: een prachtig hebbeding op papier – graag met cross-over naar andere kunsten -, een geweldige performance op de scène en een aantrekkelijke podcast online. Gedaan met de valse dilemma’s!

Dertig jaar betekent 157 nummers en boeknummers van DW B, waarin studenten een soort poëticale lijn trachten te ontdekken. Hoe doe je dat? Je ziet een heel divers tijdschrift, dat haast kameleontisch in de dichte vegetatie van de literaire biotoop beweegt. En toch … Ik heb een voorstel voor de titel van de scriptie over de recentere DW B: ‘De vernieuwing van de vernieuwing’. Want vernieuwing die zichzelf niet vernieuwt houdt op vernieuwend te zijn. Tal van auteurs van de opeenvolgende kernredacties van DW B hebben in getuigenissen bekend dat ze zonder DW B simpelweg geen auteur zouden zijn geworden – zoals Yves Petry, of opnieuw geworden na een creatieve crisis – zoals Jeroen Olyslaegers. Velen ontdekten een nieuw literair genre door de fameuze opdrachten voor een of andere gekke focus.

Nog snel iets over mezelf en mijn bronnen. Toen Koen Peeters me vertelde dat hij een aflevering van DW B zou willen maken over Maurice Gilliams naar aanleiding van de biografie van Annette Portegies - die overigens boeken van me uitgaf bij Meulenhoff -, voelde ik me erg gelukkig. Gilliams speelde namelijk een hoofdrol in mijn leven als essayist, hoogleraar en hoofdredacteur.

Ik heb telkens getracht mijn passie voor literaire teksten schrijvend en voorlezend over te brengen, als een coronavirus. Hoe is het allemaal begonnen, wat nu eerder eindigt dan begint? Ik kreeg midden jaren 1960 – pas afgestudeerd aan de KU Leuven – een eerste literaire opdracht: een schooluitgave verzorgen van Elias of het gevecht met de nachtegalen van Gilliams voor de reeks ‘Caleidoscoop der Nederlandse Letteren’ onder de redactionele leiding van mijn mentor B.F. Van Vlierden. Ik stuurde mijn inleidingen naar Gilliams zelf, die stipt reageerde. Mijn eerste contact met een ‘groot schrijver’ … Ik bezorgde hem achtereenvolgens een academisch stuk (‘Situering in Nederlands en Europees verband’) en een essayistische tekst (‘Vita brevis’). Zijn reactie in een brief van 27 november 1966 was voor mij een echte eyeopener. De tweede tekst vond hij ‘zoveel beter’ dan de eerste … Ik werd dankzij Gilliams in een vroege fase verlost van de neiging van academici om alles te verklaren en te bewijzen. Het werd me duidelijk dat een essay de bedoeling heeft een creatief antwoord te geven op de besproken tekst. Later ontmoette ik zinnen als ‘étoiler le texte au lieu de le ramasser’ (Roland Barthes): een literair essay tracht niet dé betekenis te achterhalen van een tekst, maar de betekenissen van de tekst verder uit te zaaien, betekenissen toe te voegen, de lege plekken in de tekst op te vullen met eigen interpretaties, die op hun beurt weer openstaan naar de lezer van het essay.

Wat Gilliams bedoelde werd me nog duidelijker bij een ontmoeting in de Lange Gasthuisstraat 13, in het ‘grootste appartement van Antwerpen’. Ik reed al met de wagen, maar mijn vader speelde chauffeur, en wachtte in de auto. Gilliams ontving me erg voorkomend, rookte hetzelfde merk sigaartjes als ik (Petit Bordeaux), en overhandigde me mijn teksten die hij met een vulpen had geannoteerd. De conversatie liep zodanig uit dat mijn vader aanbelde, en vervolgens een leuk gesprek met Gilliams had, ‘onder heren van stand’. Wat hij me toevertrouwde, heeft hij in dezelfde periode (1965) verteld aan J. Bernlef en K. Schippers (Wat zij bedoelen). Het heeft mij fel beïnvloed.

Wat mij betreft betracht ik groepen van beelden in beweging te brengen die, nu eens van elkander weg, dan weer naar elkander toe komen, onafhankelijk van elkaar, en die in hun totaliteit, door de wijze waarop ze gecomponeerd zijn, uiteindelijk de indruk van een samenhangend geheel geven. Dat heet in de contrapuntische muziek ‘l’art de faire marcher les notes’. Vele traditionele feitenromans doen mij denken aan bordpapieren ledenpoppen, volgepropt met vuurpijlen; als een vuurwerk tot ontploffing komt, valt er een regen van vunzig karton op de toeschouwers neer.

Ik heb jarenlang lesgegeven over Gilliams, voorlezend uit Elias of het gevecht met de nachtegalen, betoverd door dat prachtige muzikale ritme en de uiterst subtiele, bijna pijnlijke ontrafeling van een jongensziel, op het ogenblik dat hij geen kind meer kan zijn. Het deed me zoveel genoegen dat mijn oud-student Bernard Dewulf op de radio vertelde dat hij dichter was geworden door een stem, die wekenlang voorlas uit Elias. Ikzelf heb aan mijn honderdvoudige lectuur, behalve enkele poëticale opvattingen, ook de gewoonte overgehouden om te horen wat ik lees, ook bij stillezen, alleen in mijn nachtelijke kamer. Dat die eigenschap gevolgen heeft voor mijn kritische bedrijvigheid is duidelijk: als ik bij het lezen van een roman niets hoor tenzij een vlakke banale toon, leg ik het boek snel verveeld terzijde: de vaak abjecte werkelijkheid wordt er niet opgetild tot sublieme muziek. Ik ben altijd zielsgelukkig als dat spanningsveld soms wel ontstaat: dan merk ik dat ik na al die jaren nog steeds de nachtegalen kan horen, recent nog, bij jonge auteurs als Charlotte van den Broeck, Jens Meijen en Marieke Lucas Rijneveld, maar tevens bij al wie hier voor me zit, leden van de kern 1993-2023, delen van mijn leven, stukken van mijn bestaan.

Rest me jullie te danken voor je aanwezigheid hier, voor de hallucinant mooie locatie en organisatie (daar zitten Koen en zijn trawanten zoals Els zeker voor iets tussen), voor al wie me heeft toegesproken en -gezongen, voor de redacteurs, de curatoren, de secretarissen, de Raden van Bestuur, de vormgevers, de drukkers, de uitgevers, de sponsors en partners en ten slotte … alle anderen ook. Zeker mijn prachtige familie, echtgenote, drie kinderen en hun partners, vijf kleinkinderen en soms ook al hun partners, ten bewijze: we hebben al één achterkleinkind. Wat hebben we geluk gehad …

Maar nu ter zake: alle succes aan mijn opvolger! Lang leve DW B, vol van aardse liefde en leven als in een warande, tegelijk sterk als een belfort, reikend naar de hemel!