Jonge wolven XIX: Wat is engagement? Over 'Concept M' van Aafke Romeijn

Lucas van der Deijl & Jesse van Amelsvoort

Beste wolven,
 
Geen enkel boek is vrij van politiek – George Orwell wist dat al – maar sommige boeken zijn politieker dan andere. Uitgesproken politieke romans dwingen hun lezers meer dan andere tot een reactie. Ze presenteren een alternatieve werkelijkheid met een herkenbaar politiek dilemma, dat je tot een mening provoceert. Het lezen wordt daarmee zelf ook politiek: je moet als lezer kleur bekennen en zoekt naar ijkpunten in de tekst die je daarbij helpen. Die leeservaring doet me denken aan zo’n alledaags gesprek op een borrel dat ineens een politieke wending neemt. Het is altijd even spannend: zijn we het met elkaar eens? Eén provocatieve opmerking kan de sfeer ontladen, of juist verpesten. Het is niet voor niets dat politiek volgens de etiquette voorbehouden is aan gesprekken met goede vrienden. Tegelijkertijd verdenk ik mezelf ervan dat ik zulke ideologische confrontaties niet alleen op borrels maar ook in de literatuur uit de weg ga. Want eigenlijk lees ik alleen politieke romans waarvan ik vermoed dat ze mijn wereldbeeld zullen bevestigen. Ik lees Dave Eggers en denk: zie je wel, een wereld zonder privacy is een totalitaire wereld, en als je me niet gelooft, lees The Circle. Zo is niet alleen het lezen zelf maar vooral ook het selecteren een politieke daad, of misschien slechts een vorm van distinctie.

Klinkt dit bekend? Ik vroeg me af wat eigenlijk het effect is van zo’n politieke roman bij het lezen van Concept M, de debuutroman van Aafke Romeijn. Die roman laat zich niet gedwee vermalen als koren op mijn molen, maar lijkt het politieke lezen juist te saboteren. Concept M speelt zich af in 2020 en beschrijft een Nederland waarin de verzorgingsstaat op zijn laatste benen loopt. Sinds de jaren zestig is het land in de greep van een epidemie van ‘kleurloosheid’, een ziekte die dodelijk maar behandelbaar is. De ziekte kenmerkt zich door een kleurloze en doorschijnende huid, een algeheel zwakke gesteldheid en dus een beperkte arbeidsproductiviteit. Mensen die lijden aan kleurloosheid moeten op gezette tijden een medicijn bij zichzelf toedienen via een apparaatje dat zij permanent op de rug dragen. De ingrediënten voor het medicijn, de ‘kleurstof’, zijn schaars en dus duur. Jarenlang vormden de kleurlozen een kleine minderheid en kregen zij allerlei sociale privileges: uitkeringen, zorgtoeslagen en voorrang op sociale huurwoningen. Maar nu dreigt de groep kleurlozen zo groot te worden dat het systeem onhoudbaar wordt en de solidariteit in de sociaaldemocratie onder druk komt te staan. Extreemrechtse figuren betreden het politieke toneel en bestrijden de ‘politieke correctheid’ rond kleurloosheid. Ze krijgen het electoraat in beweging achter een hoogleraar sociologie – Sarah Liefkind – die de taboes doorbreekt en het probleem op democratische wijze aankaart. Maar als zij vlak voor de verkiezingen wordt neergeschoten, grijpt de extreemrechtse actiegroep UFO naar radicalere pressiemiddelen. Ze willen de ziekte koste wat kost uitroeien en de mensheid verlossen van deze groeiende ‘zwakkere klasse’.

Deze geschiedenis maken we mee door de ogen van Eva – later Hava – Gerritsen, student Germanistiek en zelf een kleurloze. Haar moeder Marijke Gerritsen is een bekende opiniemaker die als activist voor de kleurloze zaak regelmatig aanschuift bij talkshows. Hava zelf verbindt zich juist aan UFO, wat bij zowel haar moeder als de media tot grote verontwaardiging leidt. Hava’s protest bereikt een climax wanneer ze onder enorme media-aandacht haar medicatie stopzet, een keuze die volgens artsen binnen 48 uur dodelijk is. Ze schakelt haar zorgverzekeringspakket – opgedeeld in ‘concepten’ van A tot M – over naar ‘Concept M’, de laagste vorm van behandeling, die feitelijk géén behandeling is. Het komt neer op een euthanasieverklaring: Hava offert zichzelf op, opdat de mensheid kan voortbestaan zonder kleurloosheid. Maar dan gaat ze maar niet dood. Nadat Hava 48 uur later nog steeds niet overleden is, moet ze haar wederopstanding onder ogen zien. Haar radicale activisme is mislukt maar sorteert toch effect, op een manier die niemand had kunnen voorzien.

Concept M is een door en door politieke roman maar onttrekt zich aan het politieke lezen dat ik hierboven omschreef. Het politieke dilemma dat het verhaal centraal stelt, is voor te veel lezingen vatbaar. Het lijkt een soort sleutelroman over de opkomst van populisme, het einde van het politieke midden (in de roman is een ‘Middenpartij’ al jaren aan de macht) en de afbrokkeling van de verzorgingsstaat. De roman kent met Sarah Liefkind een Pim Fortuyn-achtige politicus, met zakenman Julien Stork een Donald Trump-achtige minister-president, en met een verkiezingsdag op 9 november bijna een equivalent van die zo dramatische dag op 8 november 2016 – maar de belangrijkste vraag is dan: wat betekent kleurloosheid? De parallellen met immigratie dringen zich op – ook een thema van extreemrechts, en inderdaad een dilemma voor de verzorgingsstaat – maar dan ben ik niet erg gecharmeerd van de ziekte als metafoor (op een borrel is die bijvoorbeeld ook niet zo geslaagd). Of gaat het om politieke kleurloosheid, en strijdt Hava tegen onverschilligheid en vóór activisme? Het is tot slot natuurlijk mogelijk dat we te maken hebben met een volstrekt denkbeeldig politiek probleem. Dat zou per definitie dan weer a-politiek zijn. Het is hoe dan ook een merkwaardig spel, deze roman van Romeijn, maar ik speel het met plezier.

Hartelijke groet,

Lucas

 

 

 

Beste wolven,

Concept M is literatuur, of beoogt dat te zijn; geen pamflet of politiek traktaat. Het gevaar van literatuur politiek lezen is dat de veelstemmigheid en pluriformiteit van het kunstwerk tot een simpele boodschap teruggebracht wordt. Om niet in die valstrik te stappen, moeten wij – als lezers, als critici – voorzichtig te werk gaan. De vraag is dan, zoals Rosemarie Buikema stelt in Revoltes in de cultuurkritiek, wat literatuur als literatuur kan en welke mediumspecifieke genres en conventies het kunstwerk mobiliseert om cultuurkritiek te leveren. Literatuur – alle kunst – is een soort concentraat, met aandacht gemaakt en met aandacht gelezen. Daardoor kan een roman dat wat normaal niet opvalt verhelderen en verbindingen leggen die doorgaans onzichtbaar blijven.

Centraal in deze roman staat Hava’s radicalisering, haar wording tot terrorist. Of misschien beter gezegd: tot iemand die ervan overtuigd raakt dat er geweld nodig is om mensen wakker te schudden en de publieke opinie te veranderen. Opvallend is dat zij zich als kleurloze aansluit bij UFO, een beweging die zich juist tégen de kleurloze zaak keert. Van de acties die UFO uitvoert, komt er echter maar één in de plot voor, waardoor Hava nooit echt geconfronteerd wordt met haar keuze en daarover dus ook geen verantwoording hoeft af te leggen. In plaats daarvan springt Aafke Romeijn naar voren in de tijd, naar het moment waarop Hava naar Nijmegen rijdt, waar ze zal aankondigen te stoppen met haar medicatie. Dit is een omslagpunt, maar eentje waar de roman zich niet bewust van lijkt te zijn. Die beweging kan ik het beste omschrijven als die van het geweld van de eerder gepleegde aanslagen naar een persoonlijke daad, van collectieve, maatschappelijke angst voor dat geweld naar een medelijden in ieder individu dat zich Hava’s lot aantrekt. Deradicaliseert Hava hier niet?

Hieromheen weeft Aafke Romeijn een breed uitwaaierende maatschappijkritiek, die volgens mij onbedoeld verschillende zaken in het vizier neemt. Centraal staat de inerte, corrupte staat van de landelijke politiek, die gesymboliseerd wordt door Julien Stork, een man die in zijn roerige Limburgse verleden lijkt op de Roermondse VVD-wethouder Jos van Rey, in zijn corpulentie op begrafenisondernemer en voormalig VVD-partijleider Henry Keizer, en in zijn lacherige, ‘wat-ga-je-me-nu-maken-joh’ mentaliteit op VVD-premier Mark Rutte. Stork zou zichzelf hebben verrijkt door als minister en premier het beleid rondom de zorg en het kleurstofmedicijn zo te hebben gestuurd, dat hij er als investeerder in farmaceutische bedrijven van kon profiteren. Het heeft allemaal, zoals Lucas opmerkte, inderdaad veel weg van Donald Trump, die buitenlandse leiders, binnenlandse politici en diplomaten zoveel mogelijk zijn eigen hotels en bedrijven indrijft.

Dit punt staat, deze kritiek is helder. Hier blijft het echter niet bij. Net als de politiek krijgt de universiteit vegen uit de pan: als werkgever van zowel Sarah Liefkind als Hava’s vader en moeder, voordat die publiciste werd, krijgt de geneoliberaliseerde academie een flink aantal klappen te verduren. Op zich zijn die raak, maar niet echt origineel. Troebeler wordt het echter in de beschrijvingen van kleurloosheid in deze roman. Lucas identificeerde naast politieke kleurloosheid immigratie al als tweede kader om deze epidemie te begrijpen. Er zijn volgens mij nog twee andere dimensies van deze roman-als-cultuurkritiek, en daar gaat de roman deels onderuit.

Het probleem van kleurloosheid is al zo’n 60 jaar oud, en wat begon als een aantal afwijkende kinderen is sindsdien uitgegroeid tot een ware epidemie. De jaren tachtig waren bijzonder slechte jaren, waarin de epidemie om zich heen greep en het aantal kleurlozen snel toenam. Mijn eerste associatie was met AIDS: dat was, in onze wereld, de gezondheidscrisis in de jaren tachtig. In beide werelden namen overheden de crisis niet meteen serieus en reageerden daarom traag. Tegelijkertijd wordt vermeld dat er in datzelfde decennium kleurstofoorlogen in het Midden-Oosten werden uitgevochten, waarbij Europese landen geweld gebruikten om de toegang tot de medicinale vloeistof te behouden. Dat lijkt dan weer op olie, de vloeistof waardoor in onze wereld de Arabische wereld zo vaak in brand heeft gestaan. Ik kan niet zien hoe al deze dimensies – onverschillige eenheidspolitiek, immigratie, de neoliberale universiteit, immigratie, AIDS, olie – elkaar aanvullen; ze zijn eerder middelpuntvliedend dan middelpuntzoekend.

De cultuurkritiek die Concept M levert heeft uiteindelijk vooral betrekking op de ingedutte, kleurloze hedendaagse politiek. Daar staan de Middenpartij en haar absolute meerderheid symbool voor. Deze boodschap kan ik waarderen; ik ben er nog niet over uit of ik hetzelfde kan zeggen van de verpakking daarvan. De kunst staat in dit boek zwakker dan de politiek, in het bijzonder de narratieve structuur en de manier waarop de taal vormgeeft aan het verhaal. Daarmee lijkt de roman mij meer geslaagd als politiek statement dan als literaire articulatie van dat statement.

Hartelijke groet,

Jesse

 

 

Beste wolven,

Grappig, het contrast tussen de eerste zin van beide brieven hiervoor kan niet groter. Ik verkondigde doodleuk dat alle literatuur politiek is; Jesse maakt juist een streng onderscheid tussen ‘kunst’ en ‘politiek’. Ik zie het risico van een simplistische politieke lezing, maar volgens mij compliceert Concept M juist het genre van de ‘geëngageerde roman’ en daarmee een politieke lezing van zo’n roman. Onze pogingen tot interpretatie tot zover bevestigen volgens mij dat het boek wel uitnodigt om het als aanklacht te lezen, maar zich tegelijk niet daartoe laat reduceren – en ondertussen tuimelen we met open ogen in de valkuil die Jesse aanwees (‘sleutelroman’, ‘boodschap’). De roman engageert zich met een politieke discussie die zich in haar veelvormigheid nauwelijks laat vertalen naar een politieke werkelijkheid buiten de roman. Het is daarmee tegelijkertijd een voorbeeld en een parodie op wat Thomas Vaessens in De revanche van de roman ‘laatpostmoderne’ romans noemde – romans die zich in dialoog met het relativistische postmodernisme weer engageren met de wereld. Waar Vaessens de terugkeer van engagement signaleerde na de ‘ontwaarding van de literatuur’, lijkt Concept M dat literaire engagement an sich ter discussie te stellen.

In die discussie mobiliseert de roman inderdaad allerlei mediumspecifieke middelen. Bijvoorbeeld in het personage Hava: Concept M beschrijft niet alleen Hava’s wording tot terrorist, maar ook haar verlies van politieke onverschilligheid. Hava ‘haat politiek’ aanvankelijk, geconditioneerd als ze is door haar moeder en de polderpolitiek van de Middenpartij, totdat ze haar vriendin en mede UFO-lid Elf ontmoet. In haar radicalisering distantieert ze zich nadrukkelijk van een lamgeslagen Facebook-generatie: ‘Ze schept er genoegen in om hier, op een plek die gemaakt lijkt voor een generatie die zich niet meer bezighoudt met politiek, alleen nog met opsommingen van plaatjes en filmpjes, een bom te bouwen.’ Hava’s engagement is dus ook een aanklacht tegen het onvermogen tot engagement van anderen. Of misschien tegen het cynisme van Sarah Liefkind, die haar waarschuwt: ‘Smeltende poolkappen en stijgend water krijgen de massa al niet in beweging, dus een paar chronisch zieke kinderen gaan dat zeker niet voor elkaar krijgen.’ Het is daarbij tragisch dat Hava zelfmoord kiest als de ultieme vorm van engagement. Maar die heroïek dooft zelf in onvermogen: het sluitstuk, de zorgvuldig geplande dood, blijft uit.

Hoe zit het met het vermogen tot engagement van de roman zelf? Interessant is dat Romeijn allerlei journalistieke genres in stelling brengt: transcripties van radio- en tv-uitzendingen, een ‘Adviesbrochure kleurlozen’ en een fictief Volkskrant-artikel zijn verweven met het narratief. En dat narratief zelf wordt niet gehinderd door enige opsmuk, in een stijl die soms wel erg ambtelijk wordt (‘Hava voelt dat ze haar woorden zorgvuldig moet wegen alvorens ze het luchtruim in te sturen’). De roman flirt dus met genres die gemaakt lijken voor de politieke actualiteit, in een stijl die in ieder geval niet afleidt van die thematiek. Die voorkeur voor het journalistieke zagen we ook in de houding van de romans vóór de laatpostmoderne zoals beschreven door Vaessens: Harry Mulisch die zich toelegde op reportages wanneer het politieke klimaat geen ‘verhaaltjes’ verdroeg. Misschien suggereert ook Concept M dat we geen al te hoge verwachtingen moeten koesteren over het engagement van de literatuur.

Ik vind overigens de nationale noch de internationale hedendaagse politiek ingedut of kleurloos. De cultuurkritiek die Jesse noemt was misschien van toepassing op de hoogtijdagen van de sociaaldemocratie (die bij Romeijn niet alleen kleurloos, maar ook corrupt is), maar die liggen al even achter ons. Ik zie die cultuurkritiek paradoxaal genoeg juist als een van de utopische (of nostalgische) elementen van Hava’s wereld, waarin de inperking van maatschappelijke solidariteit nog een extreemrechts standpunt is. Maar de deradicalisering van Hava toont inderdaad al dat het individu ook in haar wereld op zichzelf is aangewezen: alleen in haar Toyota Corolla, tussen leven en dood, twijfelend of ze de telefoon moet opnemen om haar moeder eindelijk weer te spreken. Op die momenten is Concept M weer vooral een roman, en blijkt Hava’s politieke strijd een soort proxyoorlog tussen moeder en dochter.

 

Hartelijke groet,

Lucas

 

 

 

 

Beste wolven,

Niks zo fijn als twee kritische lezers die het niet met elkaar eens kunnen worden. Al interpreterend lijkt Lucas Concept M steeds meer te gaan waarderen, een sentiment waar ik vooralsnog niet in mee kan gaan. Deels komt dat omdat wij er beiden een andere interpretatie van politieke kleurloosheid op na houden, die in een andere tijd situeren. Wat ik eerder omschreef als het middelpuntvliedende karakter van Romeijns kritiek blijft me dwarszitten. Om bij het voorbeeld in Lucas’ laatste alinea aan te haken: dat het inperken van de maatschappelijke solidariteit ten opzichte van de kleurlozen in de romanwereld een extreemrechts standpunt is, lijkt mij tegenstrijdig met de neoliberale consensus in onze wereld die Concept M op de korrel neemt. Bij ons initieert nu eens een VVD-politicus de verdere afbraak van de na de Tweede Wereldoorlog opgebouwde verzorgingsstaat, dan weer een PvdA-bewindspersoon. Die inwisselbaarheid is de kleurloosheid van onze politiek. Waar onze nationale politiek de solidariteit tussen bevolkingsgroepen ondergraaft, staat die saamhorigheid in de roman fier overeind.

Met andere woorden: hoe krijgt deze roman betekenis? Ik neig ernaar parallellen met onze eigen wereld te zoeken, dat lijkt mij inherent voor een science-fictionroman gesitueerd in de toekomst, een leesstrategie waaraan Concept M niet altijd tegemoet komt. Dat is frustrerend; Lucas is beter in staat met deze ambiguïteit om te gaan.

Overigens verdient Hava’s moeder meer aandacht dan we haar tot nog toe gegeven hebben. Zoals Lucas al opmerkte, is Hava’s postpuberale verzet in grote mate gericht tegen haar moeder – de activiste, de politiek correcte, de strijder voor de goede zaak. Marije is de klassieke ‘ally’: ze behoort niet tot de groep waarover ze spreekt, heeft dus niet de gevoelde ervaring van wat het betekent om kleurloos te zijn, maar is wel begaan met de zaak. Meer specifiek wordt haar medestanderschap bepaald door haar moederschap, veel intiemer wordt het dus niet; tegelijkertijd is dit het soort positie dat in ons tijdsgewricht aan kracht verliest. Een kantelpunt in de relatie tussen Hava en haar moeder is het moment waarop Marije wereldkundig maakt dat ze denkt dat haar dochter radicaliseert, wat ze afleidt uit wat zij ziet als Hava’s rare gedrag. Op dat moment worden de morele en ethische vragen rondom Marije’s representatieve rol op scherp gezet. Namens wie spreekt zij? En hoe spreekt zij – mag ze haar dochter zo gebruiken? De afstand tussen Hava en haar moeder groeit.

Wanneer Hava aan het einde van Concept M nog in leven is en zich op Ameland aan het oog van de wereld onttrokken heeft, keert Marije terug in haar leven, en daarmee in het verhaal. Hava heeft geen contact meer met haar UFO-vrienden, ze ziet ‘water, zonder einde’ en ‘zuigt de zee in zich op, net als vroeger’. Ameland is een plaats uit haar jeugd, een lieu de mémoire zou je kunnen zeggen, en daardoor niet verbonden aan haar heden, maar juist aan haar verleden met haar ouders. Zo bezien is het logisch dat wanneer haar moeder opbelt, Hava opneemt. Dit einde lees ik als een affirmatief moment, waarop Hava ‘ja’ zegt tegen de kracht in het boek die het opneemt voor haar en voor het leven als kleurloze. De negatief geladen activiteiten van UFO hebben haar niks gebracht, ze heeft zich niet opgeofferd, ze is niet gestorven. Hava is er nog, en de enige die haar daarbij kan helpen is haar moeder. Wat er gebeurt nadat ze opgenomen heeft, lezen we niet (al suggereert Hava’s daarop volgende persbericht dat er een vervolgroman kan verschijnen) – en ik zou zeggen dat dit op dit punt voldoende is.

Literatuur als kritiek of als affirmatie: is dat niet engagement? ‘Te veel waarheid is dodelijk voor de kunst’ heet het deel van Revoltes in de cultuurkritiek waarin Rosemarie Buikema op de door Thomas Vaessens losgemaakte polemiek ingaat. Het zal niet verbazen dat ik me hierin kan vinden: alle literatuur is politiek, maar als het goed is wel op een literaire manier. Dat hoeft niet per se te gebeuren door een uitgesproken politiek onderwerp op te pakken, maar kan ook een engagement betreffen met de vraag wat het politieke is – zo leest Buikema Charlotte Mutsaers’ Koetsier Herfst. ‘De potentiële revolte van literatuur en kunst’, zo eindigt ze haar hoofdstuk over literair engagement, ‘voltrekt zich juist daar waar een gevoeligheid ontstaat voor dat wat zich niet in eenduidige waarheden laat bepalen of toe-eigenen’. In het bevragen wat literair engagement is, welke waarde het heeft en hoe het vorm te geven heeft Concept M in ieder geval bij mij een nieuwe gevoeligheid losgemaakt. Hava’s engagement zit een groot deel van de roman op het verkeerde spoor; de onmogelijkheid van haar dood stuwt haar terug.

 

Hartelijke groet,

Jesse

 

BIBLIOGRAFIE

Aafke Romeijn, Concept M. De Arbeiderspers, Amsterdam, 2018.

Lucas Van Der Deijl Jesse Van Amelsvoort Over Aafke Romeijn
PDF – 139,3 KB

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.