Siebe Bluijs
Dirk van Weelden is al enkele decennia actief als schrijver van onder meer essays, verhalen, romans en literaire kritiek – zijn eerste boeken dateren van het einde van de jaren tachtig. Menig literatuurliefhebber zal hem kennen als een van de vaste krachten achter De Gids. Een echt bekende naam is Van Weelden evenwel nooit geworden. Dat heeft er allicht mee te maken dat het lang geleden is sinds hij een nieuw boek heeft uitgebracht; zijn meest recente boek, Het laatste jaar, verscheen bijna tien jaar geleden (2013). Van Weelden was vooral actief in de latere jaren 1990 en het daaropvolgende decennium. Derhalve citeert de flaptekst het juryrapport van de Frans Kellendonkprijs, die Van Weelden alweer ruim twintig jaar geleden ontving.
Nu is er dan eindelijk Van Weeldens nieuwste, met de ietwat zoetsappige titel Het voorbeeld van hun liefde. De aanleiding voor het boek was een grote hoeveelheid correspondentie en persoonlijke documenten die Van Weelden vond in de nalatenschap van zijn ouders. Van Weelden werd met name geraakt door de brieven die zijn ouders aan elkaar stuurden tussen 1948 en 1950. In die jaren net na de Tweede Wereldoorlog staan zij, Gerrit en Ank, op de drempel van volwassenheid. Ze zijn voor elkaar gevallen. Gerrit vol overgave, Ank weifelend – ze weet nog niet zeker of ze voor zichzelf een toekomst met Gerrit ziet weggelegd.
Gerrit heeft in die jaren een baan als administrateur op de grote vaart. In die hoedanigheid reist hij de hele wereld over. Ank blijft achter in Rotterdam bij haar moeder, met wie ze een moeizame relatie heeft. Uit de brieven die ze aan elkaar sturen blijkt wel dat het niet gemakkelijk is om een liefdesrelatie te onderhouden terwijl beiden zich aan een andere kant van de wereld bevinden. De brieven bieden een vorm van ‘intimiteit op afstand’. Van Weelden merkt op: ‘Ze kennen elkaar vooral via herinneringen en brieven. Hun relatie bestaat uit ideeën en woorden, wensen en angsten’. De correspondentie is dan ook doordrongen van de vraag hoe de relatie eruit zal zien als de twee elkaar opnieuw in levenden lijve zullen zien.
De verteller van Het voorbeeld van hun liefde zet zijn verbeelding in om de gebeurtenissen die in de brieven worden beschreven kleur te geven. Daarbij maakt hij gebruik van de vrije indirecte rede:
Zo, hij zit. Bij een glaasje sodawater merkt hij al snel dat hij nog veel te onrustig is om zich op die papieren te concentreren. Hij steekt een sigaret op en draait een vel luchtpostpapier in de machine. Eerst maar een brief naar huis, naar zijn vader en moeder, zijn zus en broers, om de gedachten op een rijtje te zetten.
De passages over de ouders van de verteller, geschreven in de tegenwoordige tijd, worden afgewisseld met reflecties op zijn eigen leven, geschreven in de voltooid verleden tijd. Bij het lezen van deze brieven put de verteller uit de herinneringen aan zijn ouders en uit zijn eigen ervaringen: ‘herinnering en verbeelding [dansen] een tango die me duizelig maakt, alsof ik waak en droom tegelijk’. Hij haalt herinneringen op aan de periode toen hij zelf rond de twintig jaar oud was, hij denkt terug aan Gerrit en Ank als jonge ouders en aan de jeugd van zijn eigen kinderen.
In de eerste zin van het boek wordt de intimiteit op afstand direct geëvoceerd.
Het voorbeeld van hun liefde is opgezet als een lange brief van de verteller aan zijn dochter Chris, een naam die op pagina 44 vanuit het niets opduikt. De kinderen van de verteller hebben nu ongeveer dezelfde leeftijd als toen Gerrit en Ank elkaar de brieven schreven. Verleden en heden worden zowel in de vertelling als door de vorm op elkaar betrokken. Ze vormen ‘transparante beelden die voor mijn geestesoog over elkaar schuiven’. In een essayistische passage merkt de verteller op: ‘Brieven vormen altijd een reeks in de tijd, iedere brief een ingeblikt hier en nu, verplaatst naar een ander Hier en Nu.’ Door een brief te schrijven in boekvorm (of is het een boek in briefvorm?) wil de verteller het hier en nu van zijn ouders dichterbij brengen.
In de eerste zin van het boek wordt de intimiteit op afstand direct geëvoceerd. ‘Hier, pak dit vel luchtpostpapier eens vast. Voel je hoe ontstellend dun het is, en licht?’ Het luchtpostpapier roept een wereld op die onherroepelijk is verdwenen en die in contrast staat met het huidige medialandschap, zo laat de verteller weten aan zijn dochter: ‘Stel je dat even voor, gewend als je bent aan een mobieltje met internet’. Maar het papier is zo licht dat het lijkt alsof je niets in je handen houdt – alsof je ongemedieerde toegang hebt tot die lang vervlogen wereld.
In die opzet slaagt Van Weelden met name in het eerste deel, waarin de focus vooral ligt op de brieven van zijn ouders. Door te citeren uit de brieven krijgen we een helder beeld van de immense verveling die Gerrit moet hebben gevoeld door weken achtereen op hetzelfde schip door te brengen. Hier en daar is het boek zelfs spannend, bijvoorbeeld wanneer Gerrit meemaakt dat een bemanningslid de kapitein aanvalt met een mes.
Het voorbeeld van hun liefde is ontroerend op de momenten dat de verteller de brieven van zijn ouders van interpretatie voorziet op basis van zijn kennis over hen. Zo sluit Gerrit een van zijn brieven af met de zin: ‘Groet je Mams nogmaals. Ze is ook mijn Mams’. Uit dat zinnetje spreekt volgens de verteller een volwassenheid die hem bijna van zijn stoel doet vallen van verbazing. De simpele begroeting brengt een besef over waarin een onuitspreekbare belofte schuilt: ‘als ik voor jou kies, zal ik levenslang de zorg voor die getroebleerde moeder van jou met je moeten delen’. Met veel vuur probeert de verteller aan zijn dochter duidelijk te maken hoe bijzonder dat ene zinnetje is. ‘Dit is een jongen van negentien! En hij zegt het tegen het meisje van zeventien dat hem op afstand zet als goede vriend, op de dag dat hij voor anderhalf jaar weggaat’.
Op andere momenten lukt het minder goed om de afstand tussen toen en nu te overbruggen. Zo probeert de verteller de wereld van zijn ouders dichterbij te brengen door zijn dochter uit te leggen dat Gerrit en Ank uit een protestants milieu kwamen en op de drempel stonden van de ontvoogding en de ontzuiling. Maar door het droge taalgebruik en de uitleggerige toon ontstaat er een afstand: ‘Net als zovelen van hun generatie moesten ze veel werk verzetten om zich na de oorlog een nieuwe houding voor te stellen ten opzichte van het verband tussen levensbeschouwing en het maatschappelijk leven’.
Op andere momenten ontstijgt de vertelling nauwelijks het particuliere. Over zijn vader schrijft de verteller: ‘Hij publiceerde in 1978 een artikel in de Harvard Business Review over zijn grootste project, de reorganisatie tot een meer zelfbesturende organisatie van de research and development-laboratoria van ksh in Foxhol, Groningen’. Het zijn details die ons iets vertellen over het soort man dat zijn vader was, maar je kunt je afvragen in hoeverre deze informatie interessant is voor de gemiddelde lezer. De balanceeroefening om het particuliere in overeenstemming te brengen met het algemene komt kortom niet altijd goed uit de verf.
In de tweede helft krijgt het boek meer een autobiografische focus – de brieven van Gerrit en Ank vormen vooral een springplank voor de verteller om het over zijn eigen leven te hebben. Met een ogenschijnlijk simpele zin legt hij zijn vaders drijfveren om carrière te maken bloot: ‘Een meneer worden om te kunnen trouwen, opdat hij dan bij haar weer een zoekende, twijfelende ziel kan zijn’. Die wereld stond in zijn jeugd ver van de verteller af, zo prent hij zijn dochter in: ‘Trouwen was een exotisch en antiek begrip. Vaders, dominees, pastoors, doktoren, chefs of hospita’s hadden ieder gezag verloren op het terrein van de liefde. Niemand mocht zich met ons liefdesleven bemoeien’.
De verteller zet zich expliciet af tegen de conservatieve denkbeelden van (met name) zijn moeder over mannen en vrouwen. ‘Dat ik een man moest worden heb ik vanaf mijn pubertijd [sic] een ongemakkelijk en verwarrend gegeven gevonden. Niet dat ik me eigenlijk een vrouw voelde, helemaal niet. Geen seconde aan gedacht zelfs.’ Wat hem tegen lijkt te staan is dat zijn bestemming al van tevoren vastligt. Nee, de verteller wil schrijver worden: een manier om zelf vorm te geven aan wat wording inhoudt.
De conclusie van deze biografische schets is evenwel dat de vrije, rondneukende schrijver inmiddels flink is gedomesticeerd
Veel meer dan zijn ouders heeft de verteller de mogelijkheid gehad om zichzelf te ontplooien. We lezen hoe de verteller erop gebrand was om vrienden te maken, mee te werken aan tijdschriften en exposities en om aan de weg timmeren als schrijver. Terugblikkend op zijn jeugd ziet de verteller zichzelf als een vrije jongen: ‘Als iemand het me vroeg zei ik dat ik voor mijn schrijven zou leven, op mezelf vooral, om te kunnen reizen. Dat ik vrienden en vriendinnen zou hebben en dat ik met een paar van die vriendinnen ook zou vrijen’.
De conclusie van deze biografische schets is evenwel dat de vrije, rondneukende schrijver inmiddels flink is gedomesticeerd. Als hij het eerste verhaal terugleest dat hij ooit schreef, komt de verteller erachter dat het mislukt is. Het beschrijft immers ‘een wereld waaraan opzichtig iets wezenlijks ontbreekt’. Dat wezenlijke betreft de liefde van een vrouw, meer specifiek: die van zijn latere echtgenote Katherina. ‘Mijn gevoel van eigenwaarde rust deels op Katherina’s liefde voor mij als een man die onverstoorbaar kiest voor zijn schrijverij, ook als het niet lukt of tegenzit’. Op het inzicht dat hij wat dat betreft op zijn ouders lijkt is de titel van de titel van boek gebaseerd.
Voor de verteller is het duizelingwekkend hoe verleden en heden op elkaar plooien.
Terwijl ik dit lees, en er jou over vertel, komen alle tijden bij elkaar. Ik ben het kind van de mensen die hier, lang geleden, aan het woord zijn, en net als Gerrit moest ik een man worden. Vervolgens werd ik een geliefde en de vader van jou en Sebas. Het voelt alsof al die tussenliggende zeventig jaar een en dezelfde draaikolk vormen die me opslokt.
Die duizeling wordt in Het voorbeeld van hun liefde invoelbaar gemaakt door de manier waarop de zoon de brieven van zijn ouders leest. Het verhaal van Gerrit en Ank die al volwassen wordend om elkaar heen draaien zonder elkaar werkelijk los te laten staat voldoende op zichzelf. Door de koppeling met het heden zo expliciet te maken zet Van Weelden die intimiteit – paradoxaal genoeg – op afstand.
Reactie plaatsen
Reacties