Inleiding: De ware toedracht

Arnoud van Adrichem

Smaakmaker bij DW B 2021 2: Het Complot

I can’t stand it, I know you planned it
I’m gonna set it straight, this Watergate
— Beastie Boys

I

‘George Orwell met mondkapjes’, ‘Stilletjes naar een werelddictatuur?’, ‘Klaar voor The Great Reset?’, ‘Vijf redenen waarom mensen de waarheid niet kunnen zien’. Zomaar wat koppen in OPN Nieuws, een krantje van Onafhankelijke Pers Nederland waarop ik niet geabonneerd ben, maar dat ik toch om de zoveel tijd op mijn deurmat tref. Alsof de mij onbekende bezorger weet dat ik voor DW B een focus samenstel over complottheorieën, alternatieve feiten en nepnieuws in het tijdperk van de post-waarheid.

           Het krantje ziet er op het eerste gezicht verzorgd en professioneel uit. De vormgeving en opmaak wijken nauwelijks af van die van reguliere publicaties. Maar dat OPN Nieuws verdacht veel op een traditionele krant lijkt, wil niet zeggen dat de redactie de gevestigde media ook inhoudelijk volgt. Integendeel. Als zelfbenoemd ‘waarheidszoeker’ verzet de redactie zich tegen ‘staatspropaganda en censuur’ en wil zij ‘bijdragen aan het redden van onze vrijheid door een kritisch tegengeluid terug te brengen in het Nederlandse medialandschap’. Wat de redactie aan realiteitszin tekortkomt, wordt gecompenseerd door een bovenmaatse pretentie die in elk geval blijk geeft van maatschappelijk engagement.

           Hoewel ik geenszins tot de doelgroep behoor, lees ik OPN Nieuws wel. Niet alleen omdat op de traditionele instituties inderdaad het nodige valt af te dingen, maar ook omdat ik simpelweg benieuwd ben naar dit soort ‘kritische tegengeluiden’ waaraan volgens onderzoekers een niet onaanzienlijk deel van de westerse bevolking in meer of mindere mate geloof hecht.

           Volgens recente schattingen gaat het om tientallen miljoenen mensen die niet langer vertrouwen op de kennis en verklaringen van epistemische autoriteiten als de overheid, de wetenschap en de mainstreammedia, maar hun toevlucht nemen tot complottheorieën om te begrijpen wat er nu echt aan de hand is in de wereld – die er door de Covid-19-pandemie alleen nog maar diffuser en onzekerder op is geworden.

           Zijn dat allemaal dwaalgeesten? Zowel binnen als buiten de academische wereld heerst het idee dat complottheorieën inderdaad paranoïde waanideeën zijn, irrationele lezingen van de werkelijkheid, fantasmatische scenario’s. Degenen die erin geloven moeten dus wel net zo geschift zijn. En ja, wie de gehoornde Capitool-bestormers, de flat earthers of de antivaxxers die vrezen voor coronavaccins met microchips erin als voorbeeld zou nemen, kan moeilijk tot een andere conclusie komen (of je moet zelf tot die groepen behoren, natuurlijk).

           Daartegenover staat het nuchtere feit dat er zonder complotten ook geen complotdenkers zouden zijn. De geschiedenis kent talloze voorbeelden van samenzweringen, coups, kuiperijen, bedrog, verraad, manipulaties en andere vormen van volksverlakkerij.

           Een greep uit de afgelopen twintig jaar: rommelhypotheken, de Liboraffaire, het NSA-afluisterschandaal, sjoemelsoftware, de Panama Papers, de couppoging in Turkije, het seksueel misbruik in de katholieke kerk, en, recentelijk, de toeslagenaffaire in Nederland.1

           De woede en het wantrouwen van complotdenkers komen dus allerminst uit de lucht vallen. Vanuit dat perspectief kan het geen kwaad om de gemakzuchtige reflex van de snelle veroordeling te onderdrukken, en complottheorieën eens te bekijken als gevaarlijke ideeën, speculatieve feiten, radicale systeemkritiek of een ‘hermeneutiek van achterdocht’, om
een term van Paul Ricoeur te lenen.

           Bovendien is het te lichtvaardig om complotdenken weg te zetten als abject of barbaars, en er vervolgens geen enkele gedachte meer aan te wijden. Daarmee verklaar je dit denken in feite onschuldig, terwijl complottheorieën wel degelijk tot veel ellende kunnen leiden. Zeker wanneer er glibberige politici in de buurt zijn, die onverschillig tegenover de waarheid staan, is het oppassen geblazen.2

II

Zoals elk kritisch denken, houdt ook complotdenken zich niet aan de status-quo. Het is een obstinaat en eigengereid denken dat zich weinig gelegen laat liggen aan bestaande paradigma’s en wetenschappelijke en politieke referentiekaders. Complotdenkers staan op zijn zachtst gezegd sceptisch tegenover elke claim op een absolute Waarheid of een onwrikbare objectiviteit – al blijken ze veel minder happig op het plaatsen van serieuze kanttekeningen bij de eigen theorieën. Daarin verschillen ze niet per se van andere denkers.

           De gedachte dat de positie van waaruit je andermans Waarheid bekritiseert evenzeer op een waarheidspretentie berust, is lastig verteerbaar. Maar juist het ontbreken van een archimedisch punt dat het denken en handelen stuurt, maakt het mogelijk om een radicaal nieuw perspectief op de werkelijkheid te ontvouwen. En van die mogelijkheid maken complotdenkers graag gebruik, of misbruik.

           Ze staan zichzelf toe tegen de keer in te denken, tegen het gangbare en het algemeen geaccepteerde, voorbij welke orde dan ook. Daarbij wisselen interpreteren, speculeren en fabuleren elkaar in snel tempo af. Denken betekent voor hen in oppositie staan. Gedreven door een zeker ‘heelheidsideaal’ wordt de verbeeldingskracht ingezet om de laatste nog ontbrekende puzzelstukjes van hun theorieën over wat er werkelijk gaande is in de wereld in te vullen. Daarbij is de notie ‘werkelijk gaande’ vaak zo rekbaar dat het opnieuw de omvang van een verzinsel kan krijgen. Zo bezien zijn complottheorieën bovenal verhalen die zich afspelen op de als wankel ervaren grens van feit en fictie. Complotdenkers geloven in deze verhalen, ze willen dat ze waar zijn, omdat ze er zin, betekenis en soms zelfs een identiteit aan ontlenen. Daarin schuilt de noodzaak én het gevaar ervan.

II

Rudi Laermans opent deze focus met een tekst die qua vorm geïnspireerd is op Ludwig Wittgensteins Tractatus Logico-Philosophicus (1921). De voornaamste inhoudelijke inspiratiebron is de Commentaires sur la société du spectacle (1988) van Guy Debord. Volgens Laermans moeten we complottisme niet beschouwen als een irrationele manier van denken, maar als een eigenstandig soort – foucaultiaans gesproken – ‘waarheidsregime’ waarin een zekere logica schuilgaat: dat er een waarheid bestaat die verborgen moet blijven omdat ze belangen dient.

           Jaron Harambam, gepromoveerd op complotdenkers, stelt het gepathologiseerde beeld van complottheorieën ter discussie. Zet complotdenkers niet categorisch weg als ‘gekkies’, betoogt hij in zijn overzichtsessay ‘De mythe van het aluminiumhoedje’, maar luister naar ze en laat alternatieve geluiden doordringen tot het publieke debat.

           Joke J. Hermsen vervolgt met een filosofische allegorie van de waarheid. Via de verlichtingsfilosoof Immanuel Kant komen we uit bij Hannah Arendt die kunst en waarheid met elkaar verbindt en tegelijkertijd de link legt tussen politiek en filosofie. Arendt hield van het open debat en koesterde pluraliteit en de veelheid aan mogelijke gezichtspunten, zolang de feiten maar werden gerespecteerd.

           Of de feiten in de zaak van de welgestelde Hongaarse gravin Elizabeth Báthory (1560–1614) ertoe deden, valt te bezien. Báthory staat bekend als de grootste seriemoordenares aller tijden. Naar verluidt joeg zij haar dienstmaagden over de kling om in hun bloed te baden zodat ze eeuwig jong zou blijven. Wat hier van aan is, onderzoekt Emy Koopman in haar bijdrage aan deze focus.

           Ook de doorgewinterde complotdenker in Patrick Bassants theatermonoloog ‘Stap ook in mijn waarheid’ vertelt over het zogenaamd levensverlengende effect van maagdenbloed. De verteller hekelt de jongste generatie complotdenkers – ‘conspirituele vlogmokkels’ – die er verborgen agenda’s op na lijken te houden. Misschien geloven ze niet eens in hun eigen complotten, maar zijn ze vooral bezig met het propageren van de deugden van de vrije markt. Of moeten we het neoliberalisme ook als een complot begrijpen?

           De Italiaanse filosoof Giorgio Agamben vermoedt in de verstrekkende coronamaatregelen een kapitalistisch complot. Hij meent (ten onrechte) dat de machthebbers de bestrijding van de pandemie aangrijpen om een perfectere en meer stelselmatige controle van het kapitalistische systeem te bewerkstelligen.3 In de woord- en beeldgedichten van Machteld van Buren en Peter van Lier komen deze onderwerpen samen: hun poëzie reageert op de coronacrisis, maar lijkt tegelijkertijd te zinspelen op het einde van een dominant neoliberaal kapitalisme. Wat daarvoor in de plaats zal komen, blijft ongewis. ‘Kijk goed / en dreig beter’, luidt vooralsnog het devies. Want: ‘Uitbuiken / wil de natie’.

           Bij complotten denken we in eerste instantie aan nationale of wereldomspannende kongsi’s, niet zozeer aan samenzweringen in intieme kring. Voor Maarten Ondal, protagonist in het verhaal van Bertram Koeleman, ligt dat anders. Die leeft al vanaf zijn achttiende met de
(paranoïde?) gedachte dat zijn naasten hem willen vernietigen. Zelfs Maartens eigen vrouw lijkt uit op zijn ondergang.

           Of de geliefde van de ik-figuur in Wytske Versteegs verhaal ‘Ontmaskering’ er wel zuivere motieven op nahoudt, laat de auteur enigszins in het midden, al heeft die de schijn behoorlijk tegen. Zijn dubbelleven als undercoveragent maakt dat de verteller steeds dieper in een sociaal isolement terechtkomt.

           Dat gebeurt meer complotdenkers. Het fanatieke geloof in complotten zorgt niet alleen voor onrust en strijd in de maatschappij, maar kan ook families en vrienden uit elkaar drijven. Zoals de twee vrienden in Sanneke van Hassels bijdrage ‘Illuminati’ die tegenover elkaar komen te staan wanneer ze ruzie krijgen over de ‘ware’ intenties van Microsoftoprichter Bill Gates die sinds het begin van de corona-uitbraak wordt achtervolgd door allerhande getrukeerde foto’s en nepnieuwsberichten op sociale media.

           Het behoeft geen betoog dat internet als geen ander medium de verspreiding van complottheorieën faciliteert. Daarbij komt nog dat we in onze door algoritmen gecreëerde bubbels vrijwel uitsluitend nieuws tegenkomen dat ons wereldbeeld bevestigt en feiten krijgen voorgeschoteld die naadloos aansluiten bij ons waardenpatroon. Voor je het weet bevind je je in een fabeltjesfuik waar je overmatig wordt blootgesteld aan nepnieuws en alternatieve feiten. Maar we kunnen ook, via andere wegen, in ‘de boogiewoogietunnel’ belanden, zo lezen we in Paul Bogaerts tweeluik ‘BLOOTSTELLING’. Met als gevolg dat ‘we dus niet meer uit elkaar kunnen groeien’. Dat klinkt erger dan het is. Niet elke blootstelling blijkt ongewenst.

           Het lyrisch ik in de gedichten van Elma van Haren wil liever nergens aan worden blootgesteld. Ze probeert zich althans te verweren tegen andermans gedachten die als ‘te lange teennagels’ ingroeien en ‘tot bloedens toe’ beknellen. We moeten op ons hoede zijn; niets is wat het lijkt. Zelfs de echo’s doen maar alsof.

           Dat sluit aan bij het motto dat Asha Karami aan haar poëziereeks ‘Lopende onderzoeken’ meegaf: ‘Anyone who can’t see that there’s something else going on at this point is willingly blind.’ Ze overlegt mysterieuze dossiers (die mij deden denken aan The X-Files) over een straalschip, noordelijke tijd en een bruidstaart-ufo. In het slotgedicht schrijft ze: ‘sommige waarheden zijn gebaseerd op waarheid / het midden is dwaas.’

           Het centrum is wellicht niet de eerste plek die je associeert met complottisme. Toch hebben complottheorieën zich onmiskenbaar van de marges van de maatschappij naar het hoofdpodium verplaatst. Je kunt je afvragen of het in deze tijd überhaupt mogelijk is om een complot jarenlang voor de buitenwereld verborgen te houden. Misschien moet je jezelf, zoals in Iduna Paalmans gedichten wordt uitgelegd, onder water houden: ‘de slimste plaats voor een geheim’. En: ‘Je bent van alle eigenbelangen de drukstbezochte’.

           Paul Demets heet ons welkom op ‘het feest alsof ’. Het is een wat merkwaardig feest waarop een ogenschijnlijk politiek incorrect ‘we’ een grens overschrijdt en met meetapparatuur aan de slag gaat. Als dat maar goed gaat: ‘Feestbeesten. Het wordt zo stil als het nooit meer kan’, klinkt het dreigend.

           Omdat complottisme altijd met een vraag begint, eindigt deze focus met een narratieve samenzwering die volledig uit vragen bestaat. Samen vertellen ze een verhaal over gestolen nucleaire gegevens, een karaktermoord en een vuige coup. Deze geschiedenis is zo onwaarschijnlijk dat ze wel echt gebeurd moet zijn. Of bijna echt.

Noten

  1. Tienduizenden ouders werden door de Nederlandse Belastingdienst onterecht als fraudeur bestempeld waardoor ze in ernstige financiële problemen terechtkwamen. Uit het rapport Ongekend onrecht (2020) van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag blijkt dat de Nederlandse overheid op alle niveaus en op alle fronten – dus inclusief de rechtsspraak – de grondbeginselen van de rechtsstaat heeft geschonden, met talloze verwoeste levens tot gevolg. Wanneer de overheid haar burgers zo diep wantrouwt, mag het overigens niet verbazen dat het vertrouwen van burgers in de overheid eveneens erodeert.
  2. In zijn essay On Bullshit (1986; 2005) legt de Amerikaanse filosoof Harry Frankfurt het verschil uit tussen leugenaars en bullshitters. Leugenaars verhouden zich tot de waarheid, en respecteren haar in die zin, terwijl bullshitters helemaal niet om de waarheid geven. Bullshit is vager en ongrijpbaarder, en daardoor gevaarlijker dan leugens omdat je die tenminste nog kunt weerleggen, aldus Frankfurt. Ex-president Donald Trump zou je een prototypische bullshitter kunnen noemen.
  3. Zie het artikel ‘Tijdens de pandemie staat het denken niet stil’ van Raymond van den Bogaard in De Groene Amsterdammer (29 maart 2020). Online raadpleegbaar via: https://www.groene.nl/artikel/tijdens-de-pandemie-staat-het-denken-niet-stil.