Zich tand voor tand herinneren. Over Erwin Mortiers 'De onbevlekte'
Er zijn meer dan twee decennia verstreken sinds Erwin Mortiers doorwrochte debuut Marcel, waarin een Vlaams familiegeheim gaandeweg naar de oppervlakte dreef. De Marcel uit de titel had aan het Oostfront gevochten en had daar, nabij het Oekraïense Zjytomyr, ook zijn eeuwige rust gevonden. Marcels overtuiging was eerder Vlaams-nationalistisch dan nazistisch, maar het schandaal was vanzelfsprekend meer dan groot genoeg om zijn familie scheef te bekijken in het dorp. Bij wijze van case in point volstaat het te zeggen dat, ten tijde van de uitvaart (zonder lijk, dat lag dus elders), de buurtbewoners tussen hun gordijnen piepten om te zien wie de zopas overleden Marcel ging groeten in de kerk. Een van de meest intrigerende elementen aan die roman, naast de ingenieuze plot, was het vertelperspectief: de lezer ziet het verhaal zich langzaam ontvouwen door de ogen van een kind – een jongen die niet toevallig óók Marcel genoemd is. Evenmin toevallig is het feit dat hij de kleinzoon is van de zus van de gesneuvelde Oostfronter. In De onbevlekte wroet Mortier verder in datzelfde verleden, maar het perspectief wisselt tussen dat van Andrea als kind (de zus van Oostfront-Marcel en de grootmoeder van protagonist-Marcel) en dat van protagonist-Marcel als volwassene. In de verhaalwereld zit er dus heel wat tijd tussen de gebeurtenissen van beide boeken, maar dat heeft volgens Andrea niets gedaan om het dorps venijn te verzachten. De herinnering leeft nog.