Arnoud van Adrichem
Het decembernummer van DW B is gewijd aan één woord – een woord met ten minste drie verschillende betekenissen: ‘afschrijven’. Het dook op tijdens een redactievergadering over ‘literaire helden’. Het gebeurt vaker dat eenzelfde woord in Nederland en Vlaanderen een iets andere lading krijgt. Zo heet het kopiëren van de stijl van een literaire held in Nederland ‘overschrijven’, terwijl Vlamingen eerder van ‘afschrijven’ zullen spreken.
Maar je kunt je literaire held ook ‘afschrijven’ in een andere zin: hem of haar laten vallen. Jarenlang herlees je dezelfde boeken, tot de dag komt waarop je merkt dat de betovering is uitgewerkt. Te traag, te omslachtig, te oppervlakkig, te pathetisch, te overdadig, te veel metaforen, te weinig metaforen,… De liefde is over en voorbij. Zowel in Nederland als in Vlaanderen is dit een tweede betekenis van ‘afschrijven’.
En dan is er nog een derde betekenis: ‘afschrijven’ als in ‘het van je af schrijven’. Taal gebruiken om emoties of gebeurtenissen van je af te zeten, zodat hun gewicht verdwijnt en je er als schrijver beter mee leert omgaan. Een divan van een papier. Sommigen zien in de therapeutische kracht van taal een vorm van zelfbedrog, anderen beschouwen haar juist als onmisbare ademruimte.
In de door Elma van Haren samengestelde focus ‘Afgeschreven helden’ komen alle drie de betekenissen van ‘afschrijven’ aan bod. Maar haar focus graaft dieper dan deze ogenschijnlijk louter semantische kwestie. Op de achtergrond speelt ook de cancelcultuur mee. Auteurs worden tegenwoordig niet enkel beoordeeld op hun werk, maar ook op hun publieke profiel en hun verleden. Wat tot voor kort gold als de vrijplaats van de verbeelding, ondergaat nu een moreel-ideologische keuring. Hierdoor verdwijnen klassieke werken soms uit curricula of bibliotheken, of worden ze voorzien van waarschuwingen en contextuele voetnoten door sensitivity readers.
Voorstanders zien hierin een noodzakelijke correctie: een beweging richting inclusie, rechtvaardigheid en representatie. Tegenstanders vrezen voor een verstikking van het literaire experiment en een verlies aan ambiguïteit. Toch lijkt het onmiskenbaar dat literatuur gedijt bij frictie en meerstemmigheid, niet bij normatieve beknotting door links of rechts – literatuur die ertoe doet ontsnapt altijd aan wie haar wil voorschrijven wat ze moet zijn.
Naast de focus bevat deze DW B de eerste Maurice Gilliams-lezing, geschreven door Charlotte Van den Broeck. De publicatie is tot stand gekomen in samenwerking met de stichting Vita Brevis, die met deze prestigieuze lezing een ruimte wil creëren buiten de polarisatie van de dag – geheel in de geest van Gilliams. We besluiten het nummer met vrije bijdragen van Elke Couchez, Robert Steltenpool, Lotje Steins Bisschop, Wout Waanders, Liesbeth D’Hoker en A.E. Westerling.
Uiteindelijk is het de lezer die deze teksten herschrijft, overschrijft en afschrijft– en zo de literatuur telkens opnieuw tot leven wekt. Misschien is dat wel de mooiste betekenis van dit woord: het scheppen van iets nieuws uit wat geschreven staat.