Verscholen - Luca Mattía Duyvendak (tweede plaats)

 Luca Mattía Duyvendak (1997) houdt het leven graag nauwgezet in het oog en gebruikt verschillende vormen (tekeningen, poëzie, proza, essays, fotografie) om buiten- en binnenwereld te vangen. Luca Mattía wil zo een plek creëren waar je niet hoeft te doen alsof. Een plek voor niet-weten, afhankelijk zijn, een plek voor wat een gedoetje het leven kan zijn.


Verscholen

Donsdagen

 

Er zijn dagen die te koud zijn om uit bed te stappen

al is het hartje zomer en brandt de zon tegen de ramen. 

Dagen waarin je huid bestaat uit honderden lagen die
geen gevoel meer doorlaten. Of dagen dat je huid
juist ontbreekt, en alles te luid, te scherp tegen je botten botst.
Dagen waarin je de juiste toonhoogte niet kan vinden,
waardoor elk gesprek dat je voert klinkt alsof 

twee mensen een muziekstuk spelen waarvan eentje nooit 

noten heeft leren lezen. Dagen dat je woordenschat ontoereikend 

is voor elk moment en je maar wat knikt van ja en schudt 

van nee en hoopt dat de ander op die manier nog een tijdje 

door blijft praten. Of dagen waarin je juist alleen moet zijn,
om andermans inkt van je handen te spoelen, je een leeg vel
moet pakken om je eigen handschrift weer te oefenen.
Dagen waar je bakje yoghurt uit je handen valt en
de hele vloer wit en je niet weet hoe je dit op moet lossen,
want er zijn te veel yoghurt voor stoffer en blik en te veel
scherven voor een doekje. Dagen dat de schappen in de supermarkt 

lijken te vragen ‘welke schoenmaat heeft je balkondeurklink?’ 

en jij maar wat blijft staren naar de dertig verschillende 

soorten tomatensaus. Dagen waarin je de hele dag zou 

willen slapen, maar ‘s avonds niet meer durft. 

Dagen dat je moet huilen als je je fietssleutel niet kan vinden,
als de struiken van de buren gesnoeid worden of als iemand naast je
zegt dat het helemaal geen zin heeft om op het knopje te drukken,
dat de stoplichten automatisch zijn afgesteld en het knopje 

alleen bestaat om mensen het gevoel te geven dat ze iets 

in de hand hebben en ze niet zomaar aan het wachten zijn.

 

Vaak waren vraagtekens vermomd als uitroeptekens

 

Wij hadden een wereld gekregen, waar we een beetje op moesten passen. 

Het materiaal waarvan we gemaakt waren, was als dat van een snaar, als we elkaar
aanraakten trilde alles vanbinnen een beetje mee. Soms noemden we dat ‘angst’
en soms noemden we het ‘liefhebben’. Sommigen dachten dat liefde krijgen
begon met liefde geven en anderen andersom. Hoe dan ook: dat we van elkaar
(of toch ten minste van een paar) hielden, was een bodem 

 

op de maag voor latere zorgen. We hadden een wereld gekregen,

waar we een beetje op moesten passen. Bang dat iets zou breken,
bewogen we nauwelijks voorbij wat we wisten, voorbij wat we zagen. We legden vast
wie we waren. Wat vastligt, valt niet, dachten we nog. We wilden kunnen schuilen,
de mesjes in ons hoofd inruilen voor warme kruiken. We wilden terug naar vroeger,
een rode jojo in de hand, omdat we te vaak voelden dat we nu zelf de jojo 

 

en niets in de hand. Buiten hieven we onze lege handen tot vuisten, uit voorzorg 

voor wat een ander ons uit zou kunnen delen. Wij hadden een wereld gekregen,
waar we een beetje op moesten passen. De wereld was als een woordzoeker:
alles was er al, maar moest door óns gevonden worden, omcirkeld, doorgestreept,

afgevinkt. We leken het nodig te hebben nodig te zijn. We konden ons tureluurs
staren op foutjes die we zelf maakten, er het schaamrood van op de kaken krijgen 


en ons daar dan weer voor schamen. Je best doen zou leiden tot succes, dus 

als we geen succes hadden, hadden we er meer uit moeten halen. We wisten 

dat het ‘falen’ onze eigen schuld niet was, dus gaven we die schamele eer aan 

wie zich het minst kon verweren. We hadden een wereld gekregen 

waar we een beetje op moesten passen. We aten dagelijks ons brood 

van de oogst van angstzaaiers. We vermagerden en wilden meer. 


Wij hadden een wereld gekregen, waar we een beetje op moesten passen.
De wereld paste niet aan de leiband, paste niet in onze handen,
niet op onze schouders. Maar oppassen kan toch ook, dachten we,
door het roepen van ‘pas op’. Door een hek rond een veld, een slot
op een deur, een muur om een land. En zo lang we bang bleven
voor een ander, dachten we te weten waarom we ons niet veilig voelden.



 

 

 

Lieve zonderling

Ik zou het geweld van niet-goed-genoeg-en-zij-wel uit je willen slaan,

door je barricades heen willen breken en met mijn hamers jou niet raken, 

enkel wie jou vroeger heeft geraakt wreken. Ik wil je stofzuigerzak vol slijtage,
vol onlijmbare deeltjes komen ophalen, heel voorzichtig het gebroken glas

uit je maag halen, zodat het eindelijk stopt met rinkelen, god dat verdomde 

rinkelen dat jou zo moe maakt. In plaats van pluimen te bewaren, 

hamster jij al het nare, zo ben je als een echte prepper altijd voorbereid
op het ergste. Maar gespaard verdriet valt niet te verteren, beweegt zich

als lucht in radiatorwater door je lichaam, hoe kan het getik stoppen
als je niet weet hoe je jezelf kan ontluchten. Soms knip je ‘s nachts
wanneer je niet kan slapen je haren in de badkamer, hoopt dat je zo
ook kan afknippen wat geweest is, maar alles groeit de volgende dag weer aan,

want dat wat in jezelf is bewaard, wordt vanzelf levend materiaal. 

Je hebt vandaag de lucht in je aderen willen vullen met nieuw
gekochte spullen, de minimale garantie is wettelijk afgesteld op twee jaar.
Soms zou jij jezelf willen terugbrengen naar de winkel, willen zeggen: ‘productiefout’.

Ik zou de vuist die tiert in je buik naar je eigen handen willen brengen,
zodat je aan anderen de woede kan tonen die er na al die jaren
in je is gaan wonen, dat zij begrijpen waarom je voor nieuw bezoek
zoveel borg vraagt en een opzegtermijn tot de dood jullie scheidt.

Ik zou de vuist die tiert in je buik naar je eigen handen willen brengen,
zodat je die vuist kan strekken tot een vinger, die aanwijst wat jij zélf wil.
Ik wil je een voorraadkelder geven zonder onverteerbare conserven,
vol geluk, goed gedaan en niets is stuk.

En ik zou willen dat je zou kunnen zien
dat er geen groep is waar jij niet bij hoort, dat anderen altijd
met elkaar gemeen hebben dat ze jou niet zijn, en iedereen
voor iedereen dus altijd een groep zonder zichzelf lijkt.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.