De samenhang tussen leven, leer en land. Over 'De introductie van het plot' van Frank Keizer

Erwin Jans

Naar ‘wonderlijke samenhangen/ tussen leven leer en land’, daar is Frank Keizer in zijn recentste bundel De introductie van het plot (2022) naar op zoek. Dat klinkt bucolisch en arcadisch en het doet denken aan het genre van het klassieke leerdicht.  En misschien is dat niet eens zo ver gezocht. Misschien is het precies dat wat de dichter met deze bundel beoogt: het leerdicht herschrijven vanuit een eigentijdse ecologische politiek, met meer aandacht voor het zoekproces dan voor het encyclopedisch verzamelen van feiten:

 

in een leerdicht gaat het niet

om wat je allemaal moet weten

maar hoe

zie het als een soort methode

uitgedrukt in een taal die er zelf werkzaam is

begrijp je?

nee ik ook niet helemaal

nog niet

 

Keizer duikt in de geschiedenis van de klassieke leerdichten. Zo vermeldt hij onder andere Werken en dagen van Hesodius (ca. 700 v. Chr.), De rerum natura (1e eeuw v. Chr.) van Lucretius en de Georgica, een leerdicht over de landbouw geschreven door Vergilius tussen 37 en 28 v. Chr.,  al roept dit laatste werk ook negatieve gevoelens op omdat slavernij een van de fundamenten was van de politieke en economische organisatie van het Imperium Romanum:

 

bijna wilde je het leerdicht alweer wegleggen dit product van slavernij

zo ver vond je het verwijderd van de collectieve vrijheid die je zocht

 

toch raakte het landleven iets bij jou de een en twintigste eeuwse dichter

uit de stad je kon zeggen dat het wortels heeft gelegd die jij hier aftast

 

'Dat koor van stemmen maakt al snel duidelijk waar Keizer met zijn poëzie naartoe wil.'

 

In deze parlando verzen staan alle woorden die er voor Keizer toe doen: leerdicht, slavernij, collectief, vrijheid, land, twintigste eeuw, dichter, stad, wortels, aftasten. In de juiste configuratie geplaatst introduceren deze woorden ‘het plot’ - in de betekenis van de ontwikkeling - van de bundel. Verderop wordt duidelijk dat ‘het plot’ ook een zeer specifieke economische en politieke betekenis heeft die cruciaal is voor een beter begrip van deze gedichten.

Het ‘collectieve’ is een cruciale notie in het werk van Frank Keizer. In de eerste versregel van de bundel gaat het al over ‘de weg waarop jij en ik en zij/ kunnen lopen’. Die uitbreiding naar ‘zij’ is essentieel. Het gedicht eindigt met een duidelijke oproep aan de lezer: ‘wil je helpen met het bijhouden van dit plot’. ‘Zij’, dat zijn ook de vele stemmen die in de bundel meeklinken, zoals de cursief gedrukte passages in de gedichten waarvan een aantal in uitgebreide voetnoten worden geduid. Een van de motto’s die aan de bundel voorafgaat is van Saidiya Hartman, een Afrikaans-Amerikaanse onderzoekster naar de geschiedenis van de slavernij: ‘The italicized phrases and lines are utterances from the chorus. This story is told from inside the circle.’ Dat koor van stemmen maakt al snel duidelijk waar Keizer met zijn poëzie naartoe wil. Dat koor bestaat niet in de eerste plaats uit dichters - al ontbreken die met Brecht of Gorter zeker niet - maar uit politieke denkers of activisten. Je kan deze bundel lezen vanuit de voetnoten. Veel gedichten zijn impliciet of expliciet ontstaan uit een dialoog met politieke analyses.

Frank Keizer zoekt wortels voor zijn denken en bouwt expliciet een netwerk van gelijkgestemden uit - de inner circle waar Hartman het over heeft. Die wortels vindt hij niet alleen in een kritische herlezing van de klassieke westerse leerdichten, maar ook bij linkse of anarchistische denkers als Marx, Kropotkin, Bensaid, Luxemburg of Illich en bij postkoloniale en ecofeministische critici als Sylvia Wynter en Anna Tsjing. Veel van deze denkers duiken in de gedichten op en worden daar met hun voornaam genoemd, alsof het om vrienden of familie gaat. Zo wordt Marx ‘gewoon karl een jonge activist zoals er zoveel zijn nu en altijd zijn geweest/ ze kennen dat ene stukje wereld en daarvandaan werken ze de vraag is dus waar ben jij’. En opnieuw wordt de lezer expliciet geïnterpelleerd.

Dit is geen poëzie die het moet hebben van een existentieel lyrisme met zijn singuliere metaforen, noch van scherpe taalkritische of deconstructieve strategieën. De poëtica van Keizer staat daar haaks op. De individuele emotie maakt bij hem plaats voor een gevoel van solidariteit en collectieve verantwoordelijkheid voor de wereld. Zijn taal scheert niet langs de afgronden van de ambivalentie, de ironie, de aporie of het onzegbare, maar staat in het teken van een voorzichtige communicatie en een aftastend denken:

 

en als ze dan vragen wat ik doe

zeg je

ik ben bezig

met losse groepjes teksten

een weefsel te maken om een kloof te veranderen

in een levend contrast

omdat ik niet-veroverend wil denken

 

De cursieve tekst is geen citaat van een dichter maar van de Belgische filosofe Isabelle Stengers wat nog maar eens bewijst dat deze poëzie zich bewust aan het individuele spreken wil onttrekken. Maar ondanks de vele theoretische verwijzingen, gaat het niet om de grote (marxistische) theorie van waaruit de samenleving veranderd moet worden: ‘het is de kruisbestuiving die je meeneemt niet de soevereiniteit van een grote theorie/ een nieuwe lectuur zal jullie niet redden wat je ook niet redt is een nieuw verhaal alleen’.

Die kruisbestuiving maakt Keizer concreet door de vele verwijzingen en citaten, maar ook door de opbouw van de bundel volgens een soort schering-en-inslagprincipe. Gedichten die bestaan uit tweeregelige verzen die over de volledige breedte van de pagina lopen en waarbij de zinnen achter elkaar staan zonder hoofdletter, interpunctie en met enjambementen (en dus dwingen tot een herhaaldelijke lectuur), worden afgewisseld met paginalange gedichten zonder strofen en met ongelijke versregels. De gedichten van de eerste reeks hebben geen titel en worden in de inhoudsopgave ‘plots’ genoemd. De gedichten uit de tweede reeks gedichten dragen steeds dezelfde titel: ‘de introductie van …’ (de ontbossing, het verkavelen, de gift, de leertijd, de magie, de kas, de eetbare planten, de politie ...). Langzaam ontvouwt zich doorheen de bundel een wereldbeeld en een levenshouding.

Een belangrijke intertekst - de bundel ontleent er niet alleen zijn titel aan maar ook een deel van zijn argumentatie - is het essay Novel and history, plot and plantation (1971) van de Jamaicaanse schrijfster en essayiste Sylvia Wynter. Het onderscheid dat Wynter maakt tussen ‘plantage’ en ‘plot’ is cruciaal voor Keizers gedachtengang. De ontdekking van de ‘Nieuwe Wereld’ en de exploitatie van zijn uitgestrekte gronden is het begin van een wereldhistorische verandering. Op grote schaal wordt de mens gereduceerd tot zijn arbeid en de natuur tot land. Het is de motor van het globale kapitalisme. Of in de geslaagde formulering van de Duitse filosoof Peter Sloterdijk: ‘Het belangrijkste gegeven van de Nieuwe Tijd is niet dat de aarde om de zon draait, maar het geld om de aarde.’ Voor Wynter is het Caraïbische gebied bij uitstek het gebied van de plantages en de plantagesamenlevingen - voor een groot deel bestaande uit Afrikaanse slaven - die ontstonden rond de verbouwing van een enkelvoudig gewas: de suikerstok. De eigenaars van de plantages gaven ‘plots’ - stukjes land - aan de slaven om zelf te bewerken. Niet uit een gevoel van rechtvaardigheid, maar om minder geld te moeten investeren in voedsel voor de arbeiders en zo de eigen winsten nog te vergroten. Voor Wynter zijn dat twee economische productiesystemen die nog steeds bestaan. Het plantagesysteem wordt gecontroleerd door externe krachten (zoals multinationals) en staat in het teken van de zelfverrijking en de uitputting van de grond. Het plotsysteem staat voor de lokale productie in het teken van de eigen voorziening en met respect voor de aarde. Wynter verbindt deze twee systemen met het verschil dat Marx maakt tussen gebruikswaarde en ruilwaarde. Het is het plantagesysteem dat de wereldeconomie beheerst of in de woorden van Wynter: de officiële (geschreven) geschiedenis is de geschiedenis van de plantage. Frank Keizer engageert zich met zijn poëzie niet alleen om de geschiedenis van de ‘plots’ te schrijven maar ook om de praktijk ervan te promoten. Was dat niet zijn expliciete vraag aan de lezer: ‘wil je helpen met het bijhouden van dit plot’?

 

'Vrijheid is een ander belangrijk woord in de bundel. Het is een zoeken naar een vrijheid die dicht aanleunt bij het anarchisme.'

 

Vrijheid is een ander belangrijk woord in de bundel. Het is een zoeken naar een vrijheid die dicht aanleunt bij het anarchisme: ‘geen politie willen is je sensorium uitbreiden/ onbewaakte mensen maken/ toekomst die al bestaat’. Het is geen toeval dat Keizer expliciet verwijst naar de studie Isonomia and the Origins of Philosophy van de Japanse onderzoeker Kojin Karatani, die stelt dat de westerse filosofie niet ontstaan is in het stedelijke Athene, maar in de Ionische koloniën, niet in de context van de democratie van de polis maar in een anarchistisch samenlevingsverband in een landelijke omgeving. Keizer verbindt onder andere studies, historische inzichten, begrippen, tekstfragmenten en uitspraken met elkaar in zijn zoektocht naar een alternatief voor het globale plantagesysteem. In 2021 stelde hij een nY-nummer (#46) samen rond ‘plot en plantage’. In de inleiding resumeert hij zijn zoektocht:

 

Als de plantage gelijkstaat aan het nietsontziende verloop van de lineaire geschiedenis, kan het plot ons dan misschien doen anticiperen op een andere toekomst, wortelend in zelfvoorziening in plaats van uitputting en uitbuiting van aarde en mensen? Welke mogelijkheden tot verzet kan het plot ons ingeven en welke alternatieve structuren en praktijken biedt het ons aan? Hoe stelt het plot ons in staat om bestaande geschiedenissen van de plantage te herschrijven en anders te verbeelden?

 

Het zijn immense, overweldigende vragen. Wat kan het antwoord van de poëzie zijn? In zijn vorige bundel Lief slecht ding (2019) schreef Frank Keizer over zijn poëzie: ‘het is gekrabbel maar gekrabbel/ dat ertoe doet omdat het een wereld schrijft die ertoe doet,/ waarin jij weer jullie wordt, en jullie weer samen kunnen/ zitten rond de vuren en zorgen, toehoren en doorvertellen,/ zelfs al ben je ontworteld en loop je vast’. In De introductie van het plot krabbelt de dichter verder. Het is een zoektocht naar een vorm van samenleven en produceren als een alternatief voor de sociaaldemocratie die de politieke, economische en ecologische problemen van het globale kapitalisme niet langer aankan. Of meer precies: het is zoeken naar een taal hiervoor, of zoals het in het laatste gedicht van de bundel luidt: ‘welke woorden ken je die bij elkaar kunnen brengen wat gedacht moet worden’.

BIBLIOGRAFIE

Frank Keizer, De introductie van het plot, Uitgeverij Pluim, Amsterdam/Antwerpen, 2022.

Erwin Jans over Frank Keizer
PDF – 132,6 KB

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.