Rijmende geschiedenissen. Over 'Willem en mijn wellust' van Jeroen Olyslaegers

Siebe Bluijs

Dat Jeroen Olyslaegers (Mortsel, 1967) zou uitgroeien tot een van de meest gelezen Vlaamse romanciers van vandaag stond aan het begin van zijn carrière geenszins vast. Zijn werk vond in de jaren negentig in ieder geval weinig weerklank. Nadat hij zich een tijd had toegelegd op theaterteksten, keerde hij in 2009 terug naar de romankunst met een serie titels die allemaal beginnen met de letter ‘W’. Olyslaegers brak door bij het grote publiek met WIL (2016), een roman over Antwerpen in de Tweede Wereldoorlog. Wildevrouw, de roman die in 2022 volgde op dat grote verkoopsucces was opnieuw een historische roman over zijn geliefde stad. Dat verhaal speelt zich af in het Antwerpen van de zestiende eeuw – een wereld die wordt bevolkt door illustere figuren zoals de schilder Pieter Bruegel, de geleerde John Dee, de cartografen Abraham Ortelius en Gerard Mercator en kardinaal Granvelle. De verteller in Wildevrouw is de onfortuinlijke herbergier Beer, die vanuit Amsterdam terugblikt op de roerige jaren 1564-1567 in Antwerpen, de periode waarin de beeldenstorm zich voltrok.

Door de zintuigelijke beschrijvingen en de weelderige stijl wist Olyslaegers de geschiedenis in Wildevrouw tot leven te wekken. Dat de auteur zich grondig had verdiept in de historische periode spatte van de pagina’s af. Dat valt ook letterlijk op te vatten: de roman werd vergezeld van een website, waarop allerhande aanvullende informatie is te vinden over de gebeurtenissen en figuren die voorkomen in het boek. Het zal niet verbazen dat Olyslaegers nog voldoende materiaal had liggen voor een vervolg. In 2021 verscheen Willem, dat als geschenk werd uitgedeeld door onafhankelijke boekhandels in Vlaanderen. Dat boekje focuste op de lotgevallen van de drukker Willem Silvius, die ook een rol speelde in Wildevrouw. Voor de commerciële heruitgave van Willem bij De Bezige Bij besloot Olyslaegers het verhaal te herschrijven en uit te breiden met een kaderverhaal. Dat boekje is Willem en mijn wellust (2022) geworden.

Het kaderverhaal van Willem en mijn wellust speelt zich af in 1910 en uiteraard -- dit is een werk van Olyslaegers -- is de omgeving van Antwerpen opnieuw het decor. Het vertellerspersonage Hippolyte van Damme realiseert zich dat hij niet lang meer heeft te leven en blikt terug op zijn aardse bestaan. Hij overdenkt zijn carrière als schrijver, zijn losbandige leven, zijn weinig gelukkige huwelijk en de ontmoetingen met zijn mysterieuze minnares Amande. Dat de sfeer van de jaren rond 1900 in deze novelle niet écht tot leven wil komen heeft allicht te maken met de geringe omvang van het boek, maar het komt ook doordat Olyslaegers soms wel erg sterk leunt op tropen en stijlmiddelen uit de literatuur van die tijd. Zo begint de novelle, net als talloze romans uit de late negentiende eeuw, met een ontmoeting op een trein – hét symbool van de voortdenderende moderniteit. Ook het eerste gesprek van Hippolyte en Amande past wel heel typisch in het fin de siècle: ‘Over occulte kennis sprak ze, alsook over magnetisme, de aard van geesten en hoe men vroeger het wezen der planten in mythen en sagen vervlocht’. Doordat deze onderwerpen verder niet terugkeren verworden ze tot bordkartonnen decorstukken.

Aan Amande biecht Hippolyte de enige misdaad op waarmee hij nooit in het reine is gekomen – dit is de gebeurtenis waarrond de novelle draait. In 1885 bezocht hij een antiquariaat van een vriend. Toen een bijzonder bundeltje brieven uit een boek viel en in zijn schoot belandde, besloot hij zijn vriend niet van de ontdekking op de hoogte te stellen, maar de brieven achterover te drukken. Het blijken de brieven te zijn die de zestiende-eeuwse drukker Willem Silvius vanuit de gevangenis schreef aan zijn vrouw. Silvius zat opgesloten omdat hij aanwezig was bij de plundering van een klooster. Uit de brieven, die Hippolyte voorleest aan Amande en die in de novelle zijn opgenomen, blijkt echter dat hij op de plaats delict was om de unieke boekencollectie van het klooster te beschermen tegen de woeste meute. Terwijl hij afwacht tot zijn zaak voorkomt is Silvius bang dat de rechterlijke macht erachter komt dat hij betrokken was bij de uitgave van een opruiend boek dat zou hebben bijgedragen aan de beeldenstorm. In de brieven probeert hij zijn vrouw ervan te overtuigen om de borgsom te betalen, zodat hij vrijkomt vóórdat de belastende feiten aan het licht komen. Uit Silvius’ brieven (de respons van zijn vrouw krijgen we niet te lezen) blijkt dat zijn vrouw hem niet vertrouwt. Daarvoor is hij iets te vaak teruggekeerd van nachtelijke escapades met ongeloofwaardige smoesjes.

Net als Hippolyte is Silvius een schuinsmarcheerder en een dief van de gelegenheid. Ook Silvius ontvreemdt een stuk tekst met grote historische waarde van een vriend. Als hij in het klooster is om de boekencollectie te verdedigen tegen de muitende horde stuit hij op het manuscript van De Heptameron, dat wordt toegeschreven aan de dertiende-eeuwse magiër Pietro d’Abano. Hij steekt het boek weg in zijn wambuis. Het manuscript wordt gevonden door de plunderende geuzen, waarmee ook de ware toedracht van zijn aanwezigheid wordt ontdekt. De leider van de bende smijt het unieke boek vervolgens in het haardvuur. Dat Silvius aan bibliomanie ten onder gaat is een voorafschaduwing van Hippolytes levensloop.

Door de vele parallellen tussen Silvius en Hippolyte wordt er een verband gesuggereerd tussen de periodes waarin beide personages leven. Dat verband heeft vooral betrekking op de gedeelde obsessie van de mannen: het geschreven woord. In de zestiende eeuw zorgde de boekdrukkunst voor een democratisering van kennis. In Wildevrouw omschrijft Beer, zelf een fervent lezer uit de middenklasse, die omwenteling als volgt:  

 

Allemaal kennis die nog niet zo heel lang geleden was voorbehouden aan kerkleiders en edellieden en nu zonder al te veel onderscheid voortwoekerde, zonder dat iemand kon weten of het gif zou blijken of medicijn, of het waarachtigheid bevatte of doortrapte leugens. Boeken zijn gevaarlijk, ik heb er een hekel aan gekregen, maar hun inhoud blijft verleidelijk.

 

Vanwege dat potentiële gevaar verliep de distributie van boeken in de zestiende eeuw ten dele clandestien: ‘van alle kanten las men al dat bedrukt papier dat meestal, gelijk bier of wijn, in vaten vanuit hier over water- en landwegen in een eindeloze stroom werd verspreid.’ Beer brengt de boekenconsumptie in verband met benevelende middelen die hij zelf verkoopt. En inderdaad, de boeken missen hun uitwerking niet: de historische omwentelingen die plaatsvinden rond 1566 houden rechtstreeks verband met de boekdrukkunst, zo toont de roman aan.

In de tijd van Hippolyte is er een volgende stap gezet in de productie, distributie en consumptie van informatie. In de negentiende eeuw zagen allerlei reproductietechnologieën het licht, zoals de fonograaf, de grammofoon, de fotografie en de film. Ook de drukpers werd geïnnoveerd, waardoor het mogelijk werd om kranten en affiches tegen zeer lage kosten te produceren. Hippolyte is onderdeel van die nieuwe informatiecultuur: als feuilletonist voor de Nieuwe Gazet pent hij spannende verhalen vol cliffhangers en plotwendingen die de lezers van de krant dagelijks tot zich nemen. Zijn schrijverscarrière onderstreept de vluchtigheid van het geschreven woord aan het einde van de negentiende eeuw. Verwijzend naar de reus uit de Antwerpse folklore stelt hij zijn lezers voor als onverzadigbare veelvraten: ‘Mijn lezerspubliek vormde een reus Druon Antigoon met opengesperde muil waarin elke dag alles verdween’. Daardoor verandert ook de rol van de schrijver:

 

Ik ben gelijk een vleesmolen wat verhalen betreft. Kieper bovenaan in de schenkbuis van mijn verbeelding een hoop rauwe geschiedenisfeiten, stort er een half verknipt theaterstuk in dat mensen graag zien of zelfs de grove brokstukken van een serieuze roman van een andere, meer bevlogen auteur, en er komen aan de andere kant krantenfeuilletons uit mij gelijk een eindeloze stroom gehakt terwijl ik draai aan de hengel van mijn werkkracht.

 

Net als in Wildevrouw wordt het geschreven woord in Willem en mijn wellust in verband gebracht met de consumptie van drank en voedsel. Hippolyte stelt zijn eigen schrijverij echter niet voor als (mogelijk gevaarlijke) beneveling, maar als eenheidsworst.

Hippolytes opvattingen sluiten deels aan bij eigentijdse observaties. Volgens filosoof Walter Benjamin (1892-1940) is het gevolg van de mogelijkheid tot technologische reproduceerbaarheid een verlies van ‘aura’. Daarmee bedoelt hij dat het kunstwerk door reproductie wordt losgekoppeld van de unieke plaats en tijd waarop het is vervaardigd: ‘Noch bei der höchstvollendeten Reproduktion fällt eines aus: das Hier und Jetzt des Kunstwerks — sein einmaliges Dasein an dem Orte an dem es sich befindet.’ Volgens Benjamin zorgt het verlies van aura voor een verlies van autoriteit van het kunstwerk. Voor Hippolyte zijn Silvius’ brieven, in tegenstelling tot zijn eigen schrijfsels, in het bezit van aura. Dat wordt duidelijk wanneer Amande voorstelt om de brieven te vernietigen, zodat Hippolyte eindelijk verlost zal zijn van het drukkende bezit. Hippolyte weigert: ‘dat zou onvergeeflijk zijn. Dit is levende geschiedenis’. De waarde van het gestolen object ligt wat hem betreft besloten in de directe link met het verleden.

Door zijn vorm nodigt de novelle uit om verbanden te leggen tussen de zestiende en de negentiende eeuw. Toch komt die connectie niet helemaal uit de verf. Het kaderverhaal dat zich afspeelt in de negentiende eeuw heeft daarvoor te weinig vlees op de botten in vergelijking met de roman waarvan deze novelle een spin-off is. In Wildevrouw wist Olyslaegers de maatschappelijke veranderingen in de zestiende eeuw voor het voetlicht te brengen die plaatsvonden tegen de achtergrond van omwentelingen in het medialandschap. Die roman wist daardoor ook een lens te bieden op onze eigen tijd, waarin het geschreven woord opnieuw aan grote veranderingen onderhevig is als gevolg van technologische vernieuwingen. Die maatschappelijke blik is in Willem en mijn wellust veel minder sterk uitgewerkt. Daardoor komt de koppeling tussen de beide historische periodes waarover de novelle gaat niet helemaal tot stand. Ondanks die tekortkomingen is het verhaal over de drukker Silvius een interessante toevoeging aan de verhaalwereld van Wildevrouw. En de overspelige feuilletonist Hippolyte is opnieuw een onvervalst Olyslaegers-personage. Daardoor biedt Willem en mijn wellust voldoende leesgenot voor de liefhebbers van Olyslaegers’ werk.

BIBLIOGRAFIE

Walter Benjamin, Das Kunstwerk im Zeitalter seiner technischen Reproduzierbarkeit. Frankfurt am Main, Suhrkamp, 1963 [1936].

Jeroen Olyslaegers, Wildevrouw. De Bezige Bij, Amsterdam, 2020.

Jeroen Olyslaegers, Willem en mijn wellust. De Bezige Bij, Amsterdam, 2022.

Siebe Bluijs over Jeroen Olyslaegers
PDF – 162,3 KB

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.