‘De tijd is in beroering en / de slaap is onrustig’. Over 'Krop' van Anne Provoost

Marieke Winkler

Corona


In februari 2023 constateert het Nederlandse Outbreak Management Team (OMT) dat de endemische fase van de coronapandemie is aangebroken. Corona is niet langer uitzonderlijk maar ‘hoort erbij’ zoals neusverkoudheid en wintergriep. Ook de Belgische premier Alexander De Croo spreekt over het omslaan van ‘een belangrijke pagina’. De allesoverheersende gezondheidscrisis is voorlopig ten einde. Al snel is corona amper nog onderwerp van gesprek. Wanneer Nieuw-Zeeland afgelopen augustus de laatste maatregelen schrapt, klinkt dat als oud nieuws. We zijn terug naar business as usual, ook al is wat normaal is wezenlijk veranderd.

Anne Provoosts debuutbundel Krop brengt me in één klap terug in de tijd van coronapersconferenties en lockdowns, van noodgedwongen thuiszitten, angst en diepe verveling:

 

[…]

 

We zijn nergens geweest

de voorbije twaalf maanden

We groeien als wortels omlaag

 

[…]

 

(‘Succesverhaal’)

 

De slotregels uit het gedicht ‘Hetze’ roepen de maanden op waarin we voortdurend naar het nieuws kijken, ook als de cijfers en berichtgeving eentonig worden:

 

[…]

 

Alleen als je het toestel niet aanzet

is het journaal nog een beetje komkommervrij

 

Op alle andere plaatsen loeit de sirene

Tot het gevaar overal was, was het nergens

 

Andere gedichten herinneren aan specifieke coronadiscussies zoals die over het beperkte aantal beschikbare ziekenhuisbedden en ‘dor hout’. Weet je nog, de pandemie, oh ja, toen we elkaar als troost poëziekettingbrieven stuurden:

[…]

 

(alsjeblieft, schrijf dit gedicht

negen keer over

stuur het naar negen vrienden

als een zin in een zin in een zin

Breek de ketting in geen geval

houd hem in stand

je zult zo rijk worden daarna

als de zee vol plastic is

Breek je hem toch

dan zit je voorgoed vast

in de war der wirren

van je bubbel je bubbel je bubbel)

 

(‘Last post’)

 

Provoost stuurt haar kettinggedicht (over een kettinggedicht) niet via de mail zoals tijdens corona, maar via deze bundel waarin ze haar ‘krop’ leegt voor de lezer. De poëzie moet eruit: het gedichten schrijven is als ‘een bed vinden voor het liggen’, zoals het in het openingsgedicht ‘Honger’ heet. Het beeld van het bed en het liggen – overigens zonder te slapen, want ‘slapen zal voor een andere tijd zijn / op een andere aarde’ – is een duidelijk wederkerend motief. Een zekere vermoeidheid in het slot van de bundel is dan ook onvermijdelijk. Het lyrisch ik heeft het ‘nu toch wel een beetje gehad’ met de poëzie. ‘Ik ben een opstapdichter’, concludeert ze dubbelzinnig. Zo snel als ze opstond, vertrekt ze weer. ‘[M]ijn energie kon niet worden behouden’, klinkt het in ‘Dankwoord’.

In het een-na-laatste gedicht uit de bundel, toepasselijk getiteld ‘Levend ik’, rijgt ze haar schoenen aan om naar buiten te gaan. Verdwijnt de noodzaak om te dichten wanneer de coronasituatie onder controle lijkt en de maatschappij weer meer opengaat? Toevallig ook het moment waarop een veel grotere gezondheidscrisis zich onherroepelijk toont? In het licht van die crisis hoeven we ons geen illusies te maken: ‘Kunst, eerwaarde heren en dames, / zal de wereld op zijn einde niet maken’. Een ontnuchterend statement zo aan het slot: het dichten mag dan troostrijk zijn, een oplossing biedt het niet.

Het is verleidelijk om Krop vanwege deze referenties een coronabundel te noemen. Niet omdat corona nu het centrale thema is (de pandemie vormt veeleer decor) of omdat er getracht wordt de pandemie beter te begrijpen (zo’n poging wordt volgens mij niet ondernomen), maar simpelweg omdat Provoost erin slaagt om de lezer terug te transporteren naar die verwarrende jaren en om via speelse taal (‘komkommervrij’, ‘de war der wirren’ zijn slechts enkele voorbeelden) dat gekke vacuüm in de tijd open te breken. Met het openbreken (of beter: ontkroppen) dient zich bovendien nog heel wat meer aan, zoals het motto op het titelblad ons reeds attendeert: ‘Want er is tussen ons iets enorms aan de gang’.

Chimaera’s


De achterflap suggereert dat dit ‘iets’ verwijst naar de bijzondere band tussen twee geliefden. In de dreigende storm van een klimaatveranderende wereld ‘… is de geliefde een eiland. Het geruststellende van samen ouder worden is een troost, want “er is tussen ons iets enorms aan de gang”.’ Deze toelichting legt de nadruk op een heel andere verhaallijn in de bundel, namelijk die van een kantelpunt in een (echtelijke) relatie. De verveling van de lockdowns lijkt een parallel te vinden in de stilstand van de relatie. Het gedicht ‘Breinaalden blind tikken’ beschrijft het automatisme dat is ingetreden en waartegen gevochten wordt.

 

[…]

 

We zijn door de kuikens geplukt

we zijn in het slop geraakt

mijn melk brandde aan

 

maar we hielden de spanning erin

we trokken onszelf bij de kraag

voorwaarts door de rimbambam

van Vietnam tot Amsterdam

baanvast met een driepuntenplan – opjagen, warm maken en ontraden

de vox populi vertalen

de gang gaan van de rapper

voor wie het kwaad niet bestaat

en nu het einde gaapt

(want zo gaat dat

met mietjes in sagen)

blijven we voor het slapengaan

er een einde aan breien

om niet achter te lopen

om niet te verstijven

 

Als baronnen Von Münchhausen trekken de geliefden zich uit de drek, de verkregen vrijheid weerspiegelt zich in het komische woordspel, alles om maar niet te verstijven, maar het lijkt al met al een uitgestelde dood. Wat er precies gaande is, blijft ambigu. Soms kreeg ik de indruk dat er een nieuwe geliefde in beeld komt, één die het vuur weer weet aan te wakkeren. Op andere momenten lijkt die nieuwe liefde de persoon op wie ze ooit verliefd werden. Komisch-erotisch is bijvoorbeeld het gedicht ‘Traagschuim’ waarin een herinnering wordt opgehaald aan vroegere tijden:

 

Hoe we van woorden hielden

die in de mode waren

bij topdek en traagschuim opgewonden raakten

rechtopstaand in de matrassenwinkel

memory foam gilden

[…]

 

Maar een volgend moment dient de realisatie zich aan dat de romance moet worden gelezen ‘als een verslag van een niet-gerealiseerde / liefde of als / een ontmoeting tussen twee verschillende vormen van eenzaamheid’ (‘Zelfportret’). Duidt het ‘wettelijk einde’ uit ‘Dankwoord’ op het ontbinden van het huwelijk? Toch is daar in het slotgedicht weer de ‘jij’ die de ‘ik’ zegt dat ze ‘gewoon lichamen waren bezorgd om de wind, chimaera’s’. Allicht dat hierin uiteindelijk de geruststelling ligt, dat al de tegenstrijdige gedachten, de aantrekkende en afstotende impulsen, de liefdevolle en haatdragende emoties een plek mogen krijgen naast de ander die jou al zo lang en zo goed kent, de ander met wie je als een mengsel van twee soorten, een chimaera, bent verbonden. 

Niet alleen de eigen particuliere gedachten, impulsen of emoties, ook de verhalen van anderen, van oudere familieleden of mensen wier verhaal je via het nieuws leert kennen, krijgen een plaats en raken vermengd. Zo bevat Krop verschillende gedichten opgedragen aan bestaande personen of gebeurtenissen. ‘Wie lijk ik nu weer?’ is voor Muryam uit Gujarat, Pakistan (‘een vrouw die oplost in iedere volgende man’), het gedicht ‘De man die je doodschiet na een tijd’ voor Jacqueline Sauvage, Valérie Bacot e.a., vrouwen die na tientallen jaren van huiselijk geweld hun echtgenoot om het leven brengen. In eerste instantie kwamen deze gedichten bij mij over als een breuk met de rest van de bundel omdat ze, meer dan de eerste en laatste gedichten uit Krop, lijken te zijn gecomponeerd uit bestaande teksten. Deze gedichten, die het perspectief van anderen kiezen, zijn vaak kleine verhaaltjes in zichzelf en kennen meermaals een duidelijk slot; zo eindigt het gedicht ‘Zwarte weduwe’, over een vrouw die haar man heeft begraven, met de dooddoener ‘Wat in Vegas gebeurt zal in Vegas blijven’. Die verhalende opbouw maken deze gedichten minder open dan de rest, toch zal het een bewuste keuze zijn om ze op te nemen en nog wel in het midden van de (precies 50 gedichten tellende) bundel. De dichter legt haar oor te luister, het is alsof we even uitzoomen van het echtpaar naar de wereld en haar problemen en zien dat alles verbonden is. Via de verhalen van al dan niet bestaande anderen komen we weer terug bij het echtpaar. De bundel besluit aldus met een punt:


[…]

[…] De herfst heeft een koude ziekte, maar

wij hebben de kinderen, er branden waxinekaarsen

in de palmen van hun hand.

 

Onzekerheid


Het einde van de relatie waarop gezinspeeld wordt resoneert steeds duidelijker met de veel grotere crisis van de klimaatverandering. Dat blijkt het andere ‘enorme’ dat tussen de geliefden aan de gang is. Ook hier – net als in het adresseren van de coronapandemie – wordt de toon nooit opdringerig of prekerig. Knap is hoe Provoost in Krop een balans weet te vinden tussen enerzijds de urgentie van de klimaatcrisis benoemen (en oproepen tot activisme) en anderzijds poëtische openheid en humor bewaren. Een fraai voorbeeld van dat laatste is te vinden in het eerder geciteerde kettingbriefgedicht waarin de omvang van de beloofde rijkdom na het versturen van betreffend gedicht, vergeleken wordt met de hoeveelheid plastic in zee. Een duidelijke call to action vinden we even verderop in ‘Cheerleaderlied voor de onbeslisten’ dat opent: ‘Er is altijd een tijdstip dat alles / ontheiligt, het heet / nu, dat het moet gebeuren, geen uitstel’ en eindigt:

 

[…]

 

Dus ga! Ga! Ga dan!

op het startschot dat blaft

naar het nu dat je later pas

naadloos ook past

 

Krop is een spannende, gevarieerde en behoedzaam opgebouwde maar toch speelse bundel. De gedichten moesten eruit, maar het is te eenvoudig om dat enkel toe te schrijven aan het gevoel van urgentie en engagement van de auteur. Ja, de thema’s zijn urgent, maar waarom zou Provoost na verschillende romans, tal van essays en korte verhalen nu juist voor gedichten hebben gekozen? Wat mij betreft benadert net deze vorm het beste de onzekere tijd waarin we leven. Op alle vlakken blijkt het bestaan precair, we bevinden ons – net als het echtpaar – op een kantelpunt, hoe het voor ons (of de planeet) uitpakt, weten we niet. Met het poëtische taalspel, de open plekken, ambiguïteit, wordt aan die onzekerheid uitdrukking gegeven en benadrukt: we moeten allesbehalve terug naar business as usual, we moeten durven afscheid te nemen en zoeken naar het ‘levend ik’ ook al staan we in ons ‘juponneke’:

Lang

 

Dood is maar voor even

Daarna komt wat altijd is geweest

Leven, leven, leven

BIBLIOGRAFIE

Anne Provoost, Krop. Gedichten. Querido, Amsterdam, 2022.

 

Marieke Winkler over Anne Provoost
PDF – 176,3 KB

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.