De Nederlandse 'American Pyscho'. Over 'Suikerbeest' van Anjet Daanje

Femke Brockhus

Je zou het de American Pyscho van Nederlandse bodem kunnen noemen: het recentelijk verschenen Suikerbeest, een heruitgave van de reeds in 2001 gepubliceerde roman van Anjet Daanje. Niet New York maar Groningen vormt het decor voor hoofdpersonage en verteller Rutger Jaspers, die als gerespecteerd salesmanager bij de Suikerunie werkt. Naast zijn liefde voor Marco Borsato, zijn keurige leefgewoonten en zijn wat geforceerde rol als liefhebbende echtgenoot, blijkt hij een sadistische seriemoordenaar te zijn.

Zoals we vaker zien bij het narratief van een psychopaat, is het gewone leven een dekmantel voor de levensgevaarlijke drift die eronder woedt. De verstandhouding met zijn vrouw Meirelle is op zijn minst opmerkelijk te noemen, zoals hij stelt: ‘Haar spinnende kattenglimlach die nooit betrekking heeft op het eigenlijke gespreksonderwerp, maar op een onbegrijpelijk in haar hoofd genesteld geluk dat ze niet met me wil delen omdat ze gelooft dat het onder mijn aanraking zal verstenen.’ Rutger laat zich kennen als een dominante, conservatieve en emotioneel onbereikbare man, die regelmatig van onderkoeld naar laaiend uitschiet.

Al snel volgen we hem in zijn moordritueel, die in de kern draait om machtsovername over een onbekende vrouw (‘Zij kent zichzelf als een ongrijpbare kluwen gedachten, als het punt van waaruit de wereld wordt beschouwd.’) Dat doet hij op een opmerkelijke manier: hij praat zich een weg naar binnen en bedreigt de vrouw. Vervolgens hult hij zich in de garderobe –inclusief de schoenen – van de echtgenoot des huizes, en bootst hij een huiselijke setting na waarbij er gekookt en gegeten wordt, en waarbij op de achtergrond de muziek van Marco Borsato klinkt. Tijdens deze schijnbaar normale namiddag, wordt de vrouw op allerlei manieren gemarteld en verminkt. De wisseling van rollen, van de gespeelde liefdevolle echtgenoot naar de rücksichtslose martelaar, is onthutsend. Die gespletenheid komt voort uit het moment waarop hij zijn doodsbange slachtoffer aanschouwt, zich bewust wordt van wat hij veroorzaakt, en die wanhopige staat van zijn zowel aantrekkelijk als weerzinwekkend vindt: ‘Ze is op een onverklaarbare manier mooi en afstotelijk tegelijk.’ Nadat hij haar neersteekt stelt hij: ‘Het is een liefkozing vanwege haar schoonheid, een marteling vanwege haar afzichtelijkheid.’ Doordat ze besmeurd is met bloed, besluit hij haar in bad te stoppen. Dat hij voor het uiteindelijke doden de tijd neemt, is geen teken van gewetenswroeging, maar zijn genot van precies dit machtige moment waarin hij zijn slachtoffer met een laatste agressieve uithaal verrast en de dood volgt: ‘De pijn is even ondraaglijk als het snel naderende einde ervan. De toekomst is uit haar hoofd verdwenen, er is alleen dit moment in deze stomende badkamer.’

Ongestoord weet hij herhaaldelijk zijn ritueel uit te voeren. Rutger ziet zichzelf in het nieuws verschijnen, waar ze naar hem verwijzen met ‘De schone slager’. Zijn werkwijze wordt samengevat in: eten, kleden in garderobe echtgenoot, verminken, wassen, doden, de kleren in de wasmachine, opruimen, verdwijnen. Terwijl Rutger zich laaft aan zijn moorden, krijgen we inzicht in de wording van zijn gestoorde psyche: het hondje Conny dat hij vroeger had, ‘verraadde’ hem door niet te gehoorzamen, het dier zat achter een konijn aan en verdween een moment. Hij voelde zich vervolgens genoodzaakt om het dier te doden. Hier wordt aangevangen met een ritueel dat in zijn volwassen bestaan kenmerkend wordt: het martelen en uiteindelijk doden met een hamer. Ook het rouwen (de vrouwen legt hij nadien in een plechtige houding op hun bed, waarna hij naast het bed knielt en treurt) en het plaatsen van de verantwoordelijkheid van zijn daad bij de ander, worden hier getoond: ‘Hoewel het Conny’s eigen schuld was, en ik niet anders had kunnen handelen, maakte het feit dat ik zelf het vonnis had voltrokken het leed alleen maar groter. Ze had mij gedwongen de beul van mijn beste vriend te zijn.’

Rutger beschouwt zichzelf regelmatig als een slachtoffer, die onderworpen wordt aan hetgeen hem overkomt, wat hij doet en wat hij op zichzelf afroept, en daarom niet volledig verantwoordelijk kan worden gehouden. Zo wordt er een interessant spel gespeeld met de rolverdeling van dader en slachtoffer: hoewel deze moordenaar onontkomelijk en herhaaldelijk dader is, ziet hij in de levens die hij neemt én in zijn eigen aandeel daarin, een opmerkelijke status van een slachtoffer terug: ‘Niets roept zoveel respect op als een slachtoffer. Alsof er plotseling een uniek talent in hen is ontdekt: de wil om verder te gaan.’

Ondertussen wordt de druk op zijn huwelijk verder opgevoerd. Het blijkt dat Rutger in zijn slachtoffers telkens de gelijkenis van zijn eigen vrouw heeft gezocht: liever haar evenbeeld vermoorden dan Mireille zelf. Hij stelt over zijn vrouw: ‘Ze heeft me gevangengezet in mijn eigen leven.’ Wanneer de moorden zich snel herhalen, verflauwt de ervaring: ‘Het is alsof het genot achter glas is opgeborgen, ik kan het zien maar niet proeven.’ De opsporingsdiensten slagen er niet in om bij hem in de buurt te komen. Berichtgeving over de moorden leidt tot een spel dat hij met politie en media begint te spelen; het gaat niet primair meer om het stillen van zijn eigen behoefte, maar om het voeren van een dialoog. Hij speurt naar onvolkomenheden en raakt snel beledigd wanneer zijn daden verkeerd worden geïnterpreteerd.

Er is geen andere mogelijkheid dan dat Rutgers leven krakend en piepend tot stilstand zal komen. Hij voelt zich voortdurend onrustig: ‘Ik wil dat de uitputting mijn ongedurigheid smoort. Maar ’s nachts lig ik wakker, en kijk afkeurend naar mijn vergiftigde leven.’ Hier spreekt geen geweten, maar een verslaving. Een opvallende gedachte van een salesmanager van de Suikerunie bovendien, die de verspreiding van een product stimuleert dat een van ’s werelds grootste verslavingen voedt. Aan het eind wordt de cirkel rondgemaakt: gestoken in zijn eigen garderobe, vermoordt hij zijn vrouw. Niet langer hoeft hij zich voor te doen als een ander, voor haar en voor zichzelf.

Suikerbeest is een dun boek, met een intense leeservaring. De inhoud is strak, rechtlijnig, maar ook onverhuld smerig en misselijkmakend in zijn gruwelijke details. Inhoudelijk laat dit werk zich moeilijk verhouden tot Daanjes lijvige, complexe en zeer succesvolle Het lied van ooievaar en dromedaris. De setting in Suikerbeest blijft klein, veroorzaakt door het verziekte en sterk vernauwde perspectief van de verteller. Hier en daar zien we wel dezelfde hand in een prachtige formulering, zoals wanneer Rutger het heeft over zijn hondje Conny die hij voortaan moet missen: ‘Want uit de gedachten van mijn familie en klasgenoten was ze verdwenen zoals een zonnige julidag in de zomer verdrinkt.’ Verder biedt dit werk naast het soepele vertelwerk en de gedegen karakterstudie van een gestoorde geest, niet heel veel meer. Het wijkt te zeer af in gelaagdheid van Het lied van ooievaar en dromedaris om als ‘instapmodel’ voor een Daanje te gelden. Hier komt simpelweg een bedreven auteur aan bod, die duidelijk voldoening haalt uit haar uitwerking van een extreme geest, maar verder niet een uitzonderlijke uitwerking op het oog had.

 

BIBLIOGRAFIE

Anjet Daanje, Suikerbeest. Pluim, Amsterdam, 2023.

Femke Brockhus over Anjet Daanje
PDF – 143,6 KB

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.