De belofte van een verhaal. Over 'Ik kom hier nog op terug' van Rob van Essen

Femke Brockhus

‘Ik kom hier nog op terug’ is een zinnetje dat herhaaldelijk in het dagboek van Rob Hollander opduikt: een man van in de vijftig die belangwekkende zaken liever tot in de eeuwigheid parkeert, ze dan uitpluist en onder ogen komt. In de nieuwe roman Ik kom hier nog op terug van Rob van Essen, die zich onder meer in De goede zoon heeft bewezen als bekwaam schepper van alternatieve werkelijkheden, wordt de ontwijkende Hollander pas echt met het leven geconfronteerd wanneer hij door oud-filosofiestudiegenoot Icks wordt uitgenodigd om in de tijd te reizen. Icks heeft naam gemaakt in de gamebranche en woont in Los Angeles. Hollander hoeft enkel in een hokje te stappen, in een afgelegen hangar van Schiphol, om bij Icks te belanden. Als een therapeutisch initiatief krijgt Hollander vijf pogingen om terug te reizen in zijn verleden en iets recht te zetten.

Dat simpele gegeven blijkt eindeloos complexer dan gedacht. Al snel verdwaalt Hollander in de vraag wat echt is en wat niet, en als tijdreizen echt kan: wat zal hij dan veranderen? Dit krachtige middel wordt in een humoristisch contrast geplaatst wanneer hij zijn keuze maakt: ooit passeerde hij Hiltermann, een radioverslaggever uit zijn jeugd, op een brug een paar kilometer van zijn huis, gekleed in pyjama en op sloffen. In plaats van hem naar huis te helpen, liep hij door. Dat wil hij rechtzetten. Het blijkt echter een hele opgave om in eerste instantie te geloven in deze mogelijkheid. Wanneer hij echt gelooft wat er gebeurt, is het machtige instrument om de tijd te herschrijven akelig lastig in de uitvoering en vervalt Hollander al snel in banaliteiten (Wat als Hiltermann helemaal niet mee wil? Of eigenlijk op zijn hondje stond te wachten? Waar kan je overnachten zonder al te veel guldens op zak?). Om de tijd te doden wandelt hij veel door het Amsterdam van de jaren tachtig en drinkt de ene kop koffie na de andere.

En zo krijgt het verhaal een toon die past bij het personage: Hollander kenmerkte zich als kind al als verstild en afwachtend, iemand die bedenkt dat hij wil opstaan, groeten of helpen als het al te laat is en zo trekt elk moment aan hem voorbij: ‘De wereld draaide zo snel rond dat ik er telkens te laat op was gesprongen, in welke levensfase dan ook. Ik had altijd moeite gehad met springen. Het liefst had ik helemaal niets gedaan.’ Liever niets beleven en op afstand blijven dan te falen. Wezenlijke zaken als relatieproblemen, gesprekken met zijn psycholoog en moeizame bezoeken aan zijn ouders, blijven daardoor veilig onder het tapijt geschoven: we leren er niks over. Wat hij wél opschrijft in zijn dagboek: waar hij koffie heeft gedronken en welke vorm de wolken hebben. Het verhaal volgt deze tendens: tijdens het lezen rijst de belofte dat het verhaal zo dadelijk zal beginnen, dat er een lange aanloop wordt genomen voor een sprong – die vervolgens uitblijft.

Tegelijkertijd gebeurt er wel degelijk van alles, maar omdat dit nauwelijks voeten aan de grond krijgt in Hollander zelf, voelt het gek genoeg als niet wezenlijk. Wat er gebeurt: in de vijfde poging om Hiltermann van die brug te krijgen, belandt Hollander op een andere plaats. Hij ontmoet de club oud-studenten filosofie, die na Het Grote Verkleed Feest destijds zijn omgedoopt tot namen als de Parachutist, de Verpleger, de Paus, Staartje, Kimono en Hongerstaker. Het blijkt dat de hele club onder leiding van Icks tot tijdreizen is overgegaan en dat zij nu, tot ieders verrassing, bij elkaar zijn beland. Waarom dit is en hoe ze ‘terug’ kunnen komen, is onduidelijk. Ze reizen af naar een klooster in Frankrijk en proberen door hun herinneringen op te schrijven, bij antwoorden te komen. De vraag of er iets recht gezet moet worden door de groep, naar aanleiding van een incident waar Icks’ zus bij betrokken was op het verkleedfeest destijds, blijft in het ongewisse. Uiteindelijk rijst zelfs de vraag of Icks god is.

We leren dat Hollander en Icks een geschiedenis hebben die verder teruggaat dan Los Angeles. De twee hebben elkaar als jongen kortstondig gekend: er is een gezamenlijk avontuur in een donker bos. Ze verdwaalden en wat er destijds precies gebeurde lijkt een door nevels omhuld sleutelmoment. Langzaam wordt duidelijk dat Hollander wellicht deel uitmaakte van een akelig incident. Antwoorden op de vragen over de nacht wellen spaarzaam op: ‘Dat zou weleens de reden kunnen zijn waarom tijd bestaat: om ervoor te zorgen dat we niet alle vragen tegelijk stellen, en dan meteen ook alle antwoorden krijgen, waarna ons hoofd ontploft.’

Dit is een roman die gaat over verhalen vertellen (‘Het leven is een lege ruimte die door herinnering wordt ingevuld’). Op allerlei manieren wordt het construeren van verhalen getoond, met ingrepen door middel van tijdreizen, het opschrijven van gedeelde herinneringen als waarheidsvinding, maar ook door Hollanders eigen beleving van verhalen: ‘Hij zit onder een lamp en wil verzonnen zijn’. Hij stelt niks te zijn vergeten en daarom leest hij ‘alles wat los en vast zit, als het maar verzonnen is’. Van Essen toont dat herinneringen een constructie zijn en dat het menseigen is om gemeenschappelijke verhalen te vormen.

In al die verhalen komen regelmatig elementen voor die hun directe nut niet bewijzen. Wat te denken van de naakte Duitsers die achter de bus aanrennen waarmee ze naar Frankrijk afreizen, de rol van personage Grace die als een soort oermoeder van de tijdmachine fungeert en bij wie hij warme melk drinkt, of het gegeven dat hij het stukje krijt dat hij bij het tijdreizen dient te gebruiken, in zijn mond steekt (‘Gedachteloos steek ik het krijtje in mijn mond. Ik haal het er meteen weer uit en stop het in mijn broekzak – wat was dat voor een vreemd gebaar?’). Wat doet er nu echt toe en wat eigenlijk niet? Het uithoudingsvermogen van de lezer wordt op die manier op de proef gesteld. In dit boek lijken er mogelijkheden te worden opgeworpen, zonder dat er keuzes worden gemaakt. Hoewel dit een soepele lezing dwarsboomt, voelt het tegelijkertijd als waarheidsgetrouw; het lijkt een nabootsing van hoe we het ‘echte’, chaotische leven ervaren, waarin er evenmin een selectie kan plaatsvinden van betekenisvolle elementen. De auteur lijkt een spel met de lezer te spelen: hoever ga je mee?

In het personage Hollander komt dit spelen ook terug: ‘Ik ben een beetje breedsprakerig bezig geloof ik, dit kan allemaal veel korter, maar ik moet het een beetje goed neerzetten, straks komt het gedoe met die tijdmachine en dan moet u het allemaal wel kunnen volgen.’ De knipoog naar de lezer wordt ook met enige regelmaat gemaakt met humoristische opmerkingen, zoals wanneer Hollander als student mensen aanschouwt die een rij voor zichzelf nemen: ‘Dat waren vast de mensen die later de evenwichtigste levens zouden gaan leiden. Of die zich als eerst ophingen, wie zal het zeggen.’ Ook laat Van Essen zijn vernuft zien in bijvoorbeeld het personage van Icks’ butler, een voormalig acteur die uit elke scène waarin hij speelde geknipt werd en nu wederom uit beeld verdwijnt als Icks met zijn vingers knipt.

Zoals de titel belooft, wordt er aan het eind van het verhaal een vraag beantwoord: wat is er voorgevallen in het bos? Een kleine belofte wordt hiermee ingelost. Verder lijkt het boek meer te gaan over de poging van het personage én de lezer om te landen in het verhaal. De inhoud sluit naadloos aan op Hollander: een dwalende man vormt een dwalend narratief. Dit geeft het verhaal een zekere stevigheid. Deze roman vraagt een geduldige lezer voor wie niks te gek is. Maar wie houdt van dolen in een sombere maar ook komische wereld, komt hier vierhonderd bladzijden aan zijn trekken.

BIBLIOGRAFIE

Rob van Essen, Ik kom hier nog op terug, Atlas Contact, Amsterdam, 2023.

 

Femke Brockhus over Rob van Essen
PDF – 141,2 KB

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.