‘Thans schilder ik mij achterwaarts / de laatste kamer uit.’ Over 'Septemberzee' van Willem Jan Otten

Anne van den Dool 

Hoe voelt het om ouder te worden? Willem Jan Otten dicht er beheerst en doeltreffend over in Septemberzee, waarin hij reflecteert op wat nog is en weldra niet meer zal zijn: de liefde, de vriendschappen en het kloppen van het hart.

Bij een septemberzee stel ik me een rustige, wat grauwe oceaan voor, zoals je die in het najaar aan de kust van Nederland en Vlaanderen regelmatig treft. Water, zand en lucht gaan bijna geruisloos in elkaar over, en zowel op het strand als in zee zijn nauwelijks mensen te vinden die zin hebben de frisse wind te trotseren. Ergens gloort nog de hoop dat de zomer zich dit jaar nog zal laten zien, maar niemand weet zeker of het ons gegund zal zijn.

Zo ongeveer moet het voelen om je in het najaar van je levenscyclus te bevinden, dacht ik bij het lezen van Septemberzee van Willem Jan Otten (1951). In deze bundel zijn we getuige van de aftasting van een nieuwe levensfase, waarin de dingen eerder bergafwaarts dan bergopwaarts gaan. Sterker nog: het einde lijkt al steeds meer in zicht te komen, als gevolg van een lichaam dat alsmaar nadrukkelijker hapert.

 

Verlossing van de tijd

Toch leidt dat niet alleen maar tot verdriet. Juist het bewustzijn van de eindigheid van het bestaan werkt verrassend genoeg verlossend: het biedt de mogelijkheid de balans op te maken en in het reine te komen met het hier en nu. Zo blikt Otten in Septemberzee ontroerend terug op het samenzijn met een vroegere geliefde:

 

Heeft zij mij echt waar

aangedaan vannacht?

 

Ik schoot terdege wakker,

zij zonder het droombewijs,

 

zonder haar smalle hand

van veertien jaren oud,

gelegd in die van mij,

mijn rechter, zonder

 

tussen onze handpalmen

het platte witte steentje

dat ik van het gruispad

rond de sportvelden

had opgeraapt. Of zij.

 

Nooit hebben we begrepen

wie de eerste was

die het in de ander vlijde.

 

Dit gedicht maakt goed duidelijk welke stijl Otten hanteert: voorzichtig en overtuigend, dromerig en toch helder, schuifelend tussen heden en verleden. Geen spannende woordspelingen of trucjes, alleen een bewonderenswaardige kalmte, die de stem van een geoefend dichter verraadt.

Het is een toon die Otten ook toepast op de andere thema’s die het terugblikken waard blijken. Daaronder valt ook de eigen carrière, waarmee de dichter indrukwekkende sporen nagelaten heeft: ‘Nu de organisatie nog bedanken / voor de gelegenheid hem geboden / om nog eenmaal voor te lezen / uit zijn verzamelde littekens’. Het is moeilijk niet de verbinding te maken met de vele schrijfmeters die Otten zelf aflegde en de lof die hij daarmee oogstte: voor zijn poëzie, verhalend proza, toneel, kritieken en essays ontving hij onder meer de Jan Campertprijs, de Constantijn Huygensprijs, de Libris Literatuurprijs en de P.C. Hooftprijs.

 

Haperend lichaam

Wanneer het lichaam ouder wordt, wordt ook de eigen gezondheid op de proef gesteld. Hoe meer dat lijf hapert, des te meer realiseert de dichter zich hoe vreemd het is al die werkende zenuwen, spieren en organen zomaar voor lief te nemen. In prachtige verzen spreekt hij het eigen lichaam toe: ‘Nooit, faalhart, is het te laat om te beseffen / dat er nimmer sprake is geweest van / klop na klop op weg zijn naar de laatste klop’. Ook hier is de vergelijking met de zee uit de titel van de bundel betekenisvol: de oceaan spoelt eveneens minuut na minuut aan op het strand, blijft wisselen tussen eb en vloed, zo vanzelfsprekend dat we bijna zouden vergeten wat ervoor nodig is om al dat water in beweging te brengen.

Wanneer zulke existentiële vraagstukken ter sprake komen, is in het geval van Otten het geloof nooit ver weg. Sinds hij zich aan het einde van de vorige eeuw bekeerde tot het katholicisme, schreef hij geregeld over de rol die religie in zijn leven speelt, onder meer in de in 1999 gepubliceerde essaybundel Het wonder van de losse olifanten, bedoeld voor hen die het christendom verachten. Dat betekent echter niet dat er geen ruimte blijft voor vragen, zo blijkt bijvoorbeeld uit de gedichtenreeks ‘Echo van het hart’: ‘U hebt mij met een hart bedacht’, dicht Otten, ‘Wat hebt u voor met deze repeteertechniek, / en waarom steeds maar nu, wie maakt zijn schepsel / tot een ontdane holte waarin niets weergalmt / dan continu de schrik voor nergens nooit meer u?’

 

In memoria

Het zijn zulke fijnzinnige overpeinzingen, prachtig samenhangend in klank en ritme, die Septemberzee tot zo’n rijke bundel maken. En dan zijn er nog de in memoria voor anderen die de dichter in de loop der jaren verloor, onder wie componist, dirigent en pianist Reinbert de Leeuw, dierenarts Annemiek Vrij, poppenspeler en monnik Jozef van den Berg en dichter en recensent Tom van Deel, van wie sommigen recenter en anderen minder recent overleden.

Deze vormen van afscheid spelen een belangrijke rol in deze najaarslevensfase, zo blijkt wel uit de prominente plaats die ze in de bundel innemen. Zo opent Septemberzee met een liefdevolle ode aan toneelregisseur Ger Thijs en diens credo ‘Zeg wat er staat’. Eenzelfde toon treffen we aan in de andere gedichten die terugblikken op grote bewondering en hechte vriendschappen, waarbij soms de overledene zelf wordt aangesproken, soms een familielid of zelfs het publiek.

 

Met zonder mij

De dichter bevindt zich in een levensfase waarin hij met één been in en één been buiten het leven staat: hij kruipt terug in zijn herinneringen, staat zichzelf toe het stoffelijke lichaam met enige afstand te bezien en voegt zich af en toe stiekem liever bij de doden dan de levenden. Dit sentiment wordt misschien nog wel het meest kernachtig verwoord in de frase ‘met zonder mij’, die in de bundel regelmatig terugkeert, en waaraan zelfs een zevental haiku’s is gewijd – een passende vorm, die vaker stilstaat bij de vergankelijkheid van het leven, al dan niet in relatie tot de eeuwigheid van de natuur. ‘Niet willen kunnen / moest hij kunnen, gehoorzaam / zijn als eb, en mee’, dicht Otten, en daarmee wenst hij zichzelf een levenshouding toe die hij zichzelf blijkbaar nog niet helemaal eigen heeft kunnen maken: die van de volledige overgave. Het tot je nemen van de gedichten in Septemberzee helpt de lezer in elk geval een dergelijke houding aan te nemen, met poëzie die het aandachtig lezen en herlezen waard is.

 

BIBLIOGRAFIE

Willem Jan Otten, Septemberzee. Van Oorschot, Amsterdam, 2024.

 

Anne van den Dool over Willem Jan Otten Pdf
PDF – 165,0 KB

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.