Tornen aan de grens tussen feit en fictie. Over 'Kindsoldaat' van Oscar van den Boogaard.

Anne van den Dool 

Altijd interessant wanneer een cultureel object – of dat nu een theatervoorstelling, een kunstexpositie, een film of een literair werk is – bij critici zulke scherpe tegengestelde reacties oproept. Neem Kindsoldaat van Oscar van den Boogaard. De roman ontving zowel vier- en vijfsterrenrecensies als afbranders van twee ballen; het boek werd zowel bestempeld als ‘een literaire parel’ (Het Nieuwsblad) en ‘een verrukkelijke taalbelevenis’ (Standaard der Letteren) als ‘een grotesk boek’ (de Volkskrant) en ‘een oppervlakkig portret’ (Trouw).

Kindsoldaat is een roman met een geschiedenis al voordat hij verscheen. Reeds voor publicatie waren we als potentiële lezers op de hoogte van een deel van de inhoud, of in ieder geval van een aanleiding tot het schrijven van deze roman: Van den Boogaard beweerde in allerhande media een buitenechtelijke zoon van Prins Bernhard te zijn. Deze publiciteitsstunt – die qua oppervlakkigheid naadloos aansluit bij de superlativering van het literaire veld (Nu al het beste boek van het jaar! Hét literaire talent van 2018! Vertegenwoordiger van een generatie! schreeuwen de aanprijzingen) – hebben we eerder gezien. Zo herinnerde Griet op de Beeck zich aan de vooravond van de verschijning van haar nieuwe roman toevallig dat zij in haar jeugd seksueel was misbruikt door haar vader. Op haar beurt gumde de grande dame van het laaglandse postmodernisme Charlotte Mutsaers de grens tussen fictie en non-fictie uit door in een interview met de Volkskrant te beweren dat zij de kinderpornoverzameling van haar overleden broer, object van vertelling in haar nieuwe Das Mag-roman Harnas van Hansaplast (2017), had doorverkocht, nadat die jarenlang bewaard was gebleven in de boekenkist waarin Hugo de Groot in 1621 ontsnapte uit Slot Loevestein.

Een dergelijke manoeuvre geeft het boek in kwestie een omstreden inhoud al voordat de inhoud kan worden gelezen. Een manoeuvre waar het hedendaagse boekenlandschap, met een overdosis aan nieuwe verschijningen, over elkaar buitelende debutanten en een veelheid aan literaire festivals, slams en poëziepodia, blijkbaar om vraagt.

Dit knappe staaltje marketing bedient de lezer volledig in zijn honger naar de waarheid. Niet het antwoord op de vraag naar wat waarachtig maar wat werkelijk is, bepaalt de interesse, en mogelijk zelfs de waardering van de hedendaagse boekenliefhebber. Dat dat tot een enorme verschraling van de kwaliteit van het neergepende leidt, laat Oscar van den Boogaard in Kindsoldaat uitstekend zien.

Van den Boogaard ontving hoge cijfers van meerdere Nederlandse en Vlaamse kranten en tijdschriften, met name vanwege het idee dat hij een zogenaamd meeslepend verhaal op papier zou hebben gezet. Wie het bijna zeshonderd pagina’s tellende boek openslaat, hoeft echter niet lang te bladeren om te beseffen dat dat een schromelijke overdrijving is, toegekend door critici die fictie en werkelijkheid niet van elkaar konden scheiden: de tekst bestaat voor minstens driekwart uit dialogen die stroef, kinderlijk en fantasieloos van aard zijn. Iedere vergelijking met Couperus’ Eline Vere betreft dan ook enkel het weeklagende karakter van de vrouwelijke hoofdpersonages, en strandt jammerlijk bij Van den Boogaards stijl.

Dit zogenaamde magnum opus verhaalt over twee voorname Nederlandse families, wonend op de grens tussen Nederland en Duitsland, en omspant de periode tussen het einde van de negentiende eeuw en de jaren zestig van de twintigste. Allereerst zijn we getuige van de geboorte van de tweeling Max en Nol, die steeds meer gesteld raken op hun charmante buurmeisje Nora. Nora verlangt naar Max, de avontuurlijkste van de twee, maar eindigt met Nol als Max zich te paard bij de nazistische strijdtroepen voegt. Waar de twee jongens aanvankelijk nagenoeg inwisselbaar zijn, beginnen hun persoonlijkheden in de loop van het verhaal steeds verder uit elkaar te lopen: Max ontwikkelt zich tot een fanatieke jodenvervolger, terwijl Nol wordt overmand door allerhande lichamelijke kwaaltjes. Deze situatie biedt Nora de gelegenheid zich te ontpoppen tot een ware Madame Bovary, die zich volledig overgeeft aan fantasieën over alternatieve partners, van wie tweelingbroer Max de belangrijkste is. Tijdens Nora’s relatie met Nol heeft hij zich ontpopt tot een krachtige krijger, vechtend voor het vaderland. Het maakt hem tot de fysiek aantrekkelijke man met idealen, het volstrekte tegenovergestelde van Nora’s echtgenoot, wiens gezondheid tanende is en wiens geest haar nauwelijks uitdaagt.

Met Kindsoldaat volgen we zo het klassieke stramien van het veelbelovende huwelijk op jonge leeftijd, gevolgd door een fikse teleurstelling na de fysieke dan wel geestelijke aftakeling van de man, waarna de vrouw in kwestie begint te fantaseren over mogelijke alternatieven: verdwijnen, een andere partner of zelfs de dood. Het kamermeisje dat alle taken overneemt, de verveling die dan intreedt: we kennen het, de leegte van het weelderige leven. Het geeft Nora alle tijd om te contempleren: over het leven dat ze had kunnen leiden, over de kansen die haar man heeft laten lopen, over de man die hij had kunnen zijn.

Nora’s bespiegelingen op de rol die literatuur kan spelen in de ontwikkeling van een dergelijke mismoedigheid komen de lezer eveneens bekend voor: boeken bevestigen voor haar ‘dat het leven moeilijk is’, ‘[e]en dilemma tussen wel en niet kunnen. Tussen twijfelen en geloven (…) Tussen verlangen en de realiteit’ – geen zaken om vrolijk van te worden. Anna Karenina en Emma Bovary verdronken al op dezelfde manier in andermans verhalen, en lieten de literatuur op die manier een fatale invloed hebben op hun levensloop.

Ook voor deze vrouwen lonkte bovendien het pad van de religie: hoe geeft men tenslotte makkelijker zin aan het bestaan dan door te vertrouwen op het hiernamaals, en op het bestaan van een plan van hogerhand? Een interessante wending, zeker gezien het feit dat Nora verder lak heeft aan alles wat neigt naar regels en beperking.

Verder roept het vervloeken van kind en zwangerschap, eveneens in Kindsoldaat, opnieuw herinneringen aan die andere gedoemde vrouwen uit de literatuur op: ook Anna en Emma zetten zich al eerder af tegen de verbintenis met het huiselijke en het saaie dat een zoon of dochter in de regel met zich meebrengt. Die kinderen baart ze desalniettemin, met Max als stiekeme vader. Dochter Elsie ontpopt zich tot de stoute minnares van Prins Bernhard, en treedt zo in de overspelige voetsporen van haar moeder. En ook dochterlief eindigt met de man voor wie ze altijd al de minste passie voelde, en blijft hunkeren naar die geïdealiseerde ander: ze trouwt met officier Jim, rechterhand van de prins, maar Bernhard blijft in de buurt om in het geheim bij haar zoon Maxwell te verwekken, die zich bij wijze van extra laag middels twee korte brieven in een pro- en epiloog aan de lezer presenteert. Maxwell, maar feitelijk Oscar, dus. De inhoud van die brieven – gericht aan zijn oom Frans – vertelt Van den Boogaard woordelijk na tijdens lezingen, en werd zelfs gepubliceerd in De Standaard.

Wanneer we Kindsoldaat los van alle vooraf opgelegde mediaopsmuk proberen te lezen, stuiten we, kortom, op een verhaal dat de toch al zo gebaande paden van de ongelukkige adellijke huisvrouw nog eens driftig plat marcheert. Over de stijl kunnen we evenmin enthousiast zijn: niet alleen de dialogen, maar ook de metaforen zijn van een dicht-bij-huizige kinderlijkheid. Nora ontwikkelt zich dan ook maar nauwelijks tot een volwassen vrouw: de band die zij onderhoudt met haar kinderen is eerder die van een gelijkwaardig speelmaatje dan van een volwaardige moeder. Veelzeggend is dan ook Nols opmerking dat de kinderen ‘een gezinnetje op zich’ zijn: ieder van de kinderen neemt een eigen taak waar. Naar de leeftijd van ieder personage moeten we als lezer meestal gissen. Nora’s en ook Elsies emoties vliegen bovendien alle kanten op, vergelijkbaar met de onnavolgbaarheid van hun Franse heldinnen. Het maakt het zo mogelijk nog ondoenlijker met de twee te sympathiseren.

Het oorspronkelijk zo poëtische gegeven dat het familiekasteel Metternich, waar het sprookje begint, zowel een Pruisische als een Limburgse poort heeft – een verdubbeling die de lezer gedurende de rest van de roman zal blijven achtervolgen – wekt een verwachting die Van den Boogaard op geen enkele manier weet waar te maken. Hoogstens moet Kindsoldaat het hebben van de thema’s die plaats en tijd overstijgen: de geldingsdrang die zowel deze twee adellijke families ten opzichte van elkaar beklemt als de individuele prestatiedruk die met name Nora lijkt te voelen, valt ook naar het hedendaagse te verplaatsen. Hetzelfde geldt voor de menselijke neiging de werkelijkheid te lezen als literatuur, inclusief bijbehorende symboliek. Zo hebben de personages bij ieder geluk en ongeval hun theorie over de ingreep van het lot al klaar: 

 

Dat het uitgerekend een Belgische vluchteling was, maakte dat het ongeluk een regelrecht gevolg was van de oorlog. Want als de Duitsers België niet waren binnengevallen, was deze student niet van Leuven naar Leiden gevlucht en had hij zijn floret niet dwars door Nols linkeroog in zijn hersenen geboord.

 

Van op elkaar lijkende namen tot het causaal verbinden van losstaande gebeurtenissen: met name Nora en Elsie lijken het gebeurde voortdurend te willen duiden als betekenisvol, als waren zij alwetende vertellers. Uit deze neiging een bovenmenselijk perspectief aan te willen nemen spreekt de wens het menselijk lot te overzien en te overstijgen. Tegelijkertijd is het een teken van de aftakelende alomvattendheid van het geloof, dat langzaam maar zeker door bijgeloof vervangen wordt. Zeker het romantische wordt op die manier beleefd: de hevige verliefdheid waardoor Elsie en Nora steeds weer worden overvallen, dwingt hen tot overhaaste duiding en romantisering.

Bovendien schijnt her en der mooi de tijdgeest door waarin de personages zichzelf geplaatst zien: het leven aan het eind van een eeuw, dat voortgedreven wordt door de behoefte aan vooruitgang en vernieuwing; het leiden van een bestaan waarin de dreiging van een nieuwe oorlog dichtbij is en tegelijkertijd zo onwerkelijk aanvoelt. Dat tijdens die oorlogen andere wetten gelden, is een opluchting voor Nora en Elsie, die het liefst alle geschreven en ongeschreven regels tegelijk overtreden. Het stelt hen in staat kinds te blijven, en zo volwassen verplichtingen buiten de deur te houden. Politieke standpunten worden in Kindsoldaat dan ook nauwelijks uitgewisseld: het is alsof we ons voortdurend in de kinderkamer bevinden, waarin met geen woord over missstanden tussen de verschillende naties mag worden gerept. Dat is de plaats waar liefde kan gedijen.

Kindsoldaat lezen wordt onvermijdelijk beïnvloed door Van den Boogaards uitspraken over de werkelijkheid. Het verhaal bevat weinig spanning, maar wordt voortgestuwd door het verlangen van de lezer om meer te weten te komen over de ontmoeting tussen de zogenaamde ouders van de auteur. Uitgerekend deze scènes worden echter sterk gemystificeerd, aangezet door de nevelen waarin 'PB' gehuld blijft en de clichématigheid waarmee zijn verschijning wordt beschreven: '[z]ijn doorweekte hemd [plakt] aan zijn gespierde borst’, terwijl hij 'in zijn uniform met een glas whisky in de hand voor het haardvuur' staat – juist, ja.

En zo slaat Van den Boogaard, of hij het nu wilde of niet, toch nog zijn slaatje uit zijn bekentenis: zijn interviewuitspraken hebben de roman op spanningsniveau in elk geval naar een hoger plan getild. Kindsoldaat valt te lezen als de koninklijke cocktail van twee klassieke thema's: die van de ongelukkige huisvrouw en die van het dubbelgangersmotief. Dat levert geen verrassende nieuwe inzichten op over het leven of de literatuur – wel over succesvolle marketingstunts in het boekenvak.

BIBLIOGRAFIE

Oscar van den Boogaard, Kindsoldaat. De Bezige Bij, Amsterdam, 2018.

Anne Van Den Dool Over Oscar Van Den Boogaard
PDF – 127,8 KB

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.