Jonge wolven XVI: Literair determinisme. Over de cultuuranalyse van Hanna Bervoets' 'Ivanov'

Lucas van der Deijl & Roel Smeets

Beste wolven,

 

Het prettige van een open briefwisseling is dat de meeste geadresseerden niets terug kunnen zeggen. We kunnen jullie negeren, manipuleren, choqueren, zonder dat we onderbroken zullen worden. Het is als het lezen van een roman. Je bent als lezer overgeleverd aan de grillen van de vertellers, als een chimpansee aan de wetenschappers in het lab. Je ondergaat, verandert, maar wat moet je ermee? Je draagt het boek een week bij je – in de trein, in bed, op de bank – en na al die bladzijden vol opgeschorte meningen laat het zich niet zomaar terugzetten in de kast.

Ivanov, de roman van Hanna Bervoets – bekroond met de Frans Kellendonkprijs en genomineerd voor de Libris –  is zo’n boek. Bervoets vernoemde het boek naar Ilya Ivanov (1870-1932), een Russische bioloog die in jaren 1920 een poging ondernam om een hybride aapmens te kweken. Hij deed dat onder andere door Afrikaanse vrouwen onvrijwillig met apensperma te insemineren. Ivanov zelf speelt slechts een bijrol in het verhaal, dat zich centreert rond de Poolse Helena Frank, professor aan New York University tijdens de jaren 1990. Helena is een eind op weg om de experimenten van Ivanov te repliceren, met de hulp van studente Lois. Lois stelt haar lichaam ter beschikking van dit controversiële experiment, dat uiteindelijk nog slaagt ook: na een miskraam van Lois bevalt een geïnsemineerde aap van een kruising tussen mens en aap. Niet levensvatbaar, maar toch, het punt is gemaakt.

Dit alles wordt verteld in één grote flashback van Felix, destijds uitwisselingsstudent journalistiek aan dezelfde universiteit, en de biologische vader van de eerste aapmens in de geschiedenis. De ietwat eenzame verteller ontwikkelt zijn homoseksualiteit in een stad die het trauma van de aidsepidemie nog nauwelijks te boven is. (Saillant, want Helena is van mening dat hiv, van oorsprong een apenvirus, op mensen is overgedragen tijdens Ivanovs experimenten.) Felix en Lois volgen samen het vak ‘Gender, Race and Sexuality: an Introduction to Social and Cultural Analysis’, waarin de studenten wedijveren in een satirisch potje identiteitspolitiek en essays schrijven over racisme in The Lion King. In een van de colleges diskwalificeert Lois Felix omdat hij zijn perspectief als ‘blanke westerse heteroseksuele man’ tot norm zou verheffen. De homoseksuele Felix kaatst terug dat hij maar ten dele tot die identiteit geconditioneerd is, en legt ermee de basis voor een nogal stroeve relatie tussen de twee.

Als Felix in opdracht van het studentenkrantje besluit een reportage te maken over Helena’s werk, raakt hij onverhoopt betrokken bij haar idealistische en controversiële project. Idealistisch, want Helena heeft het gemunt op de welbekende binaire opposities. In een van de interviews met Felix herhaalt ze het ingeburgerde verhaal over de culturele constructie van tegenstellingen tussen mannen en vrouwen, wit en zwart, homo en hetero et cetera. Ze is een positivist, die geïnspireerd door ouderwets verlichtingsdenken gelooft in emancipatie door rationele waarheidsvorsing. ‘[W]ant net als religie is moraal zand in de wielen van de vooruitgang’. Grenzen zijn slechts cultureel, niet natuurlijk – die stelling wil ze voor eens en altijd bewijzen.

Er staat kortom heel wat op het spel. Maar het is een merkwaardig spel, waarvan ik de regels maar ten dele kan volgen. Begrijpen jullie waarom de roman het klassieke poststructuralistische project – even heel plat: de deconstructie van talig en cultureel gemedieerde essenties – zo lachwekkend voorstelt in zijn beschrijvingen van de colleges Cultural Analysis, en tegelijkertijd een personage opvoert dat haar carrière in de waagschaal legt voor precies dat project? Een succesvolle kruising tussen aap en mens laat in theorie zien dat zelfs de natuur geen vaste essenties kent, maar hoe is die daad een verzet tegen de culturele determinatie – van categorieën als homo, hetero, man, vrouw, wit, zwart et cetera?  Op het gevaar af dat ik de roman te veel als pamflet wil lezen: hoe is de homo-emancipatie, of welke emancipatie dan ook, gediend bij dit vertoog? Het enige antwoord dat ik vind zit in de tragische afloop van Helena’s project: geen van beide aapmensen overleeft. Haar heilige geloof in natuurwetenschappelijke waarheden blijkt ijdel. Het determinerende lot van de natuur is onverbiddelijk, en Felix (what’s in a name) eindigt op de terugweg van Helena’s begrafenis, jaren later, met een holle matroesjka uit de delicatessenwinkel die de Poolse professor opende na haar ontslag. De ingesleten metafoor voor (on)vruchtbaarheid laat me in verwarring achter: is het nu de cultuur of de natuur die determineert?

 

Hartelijke groet,

Lucas

 

*

 

Beste wolven,

 

Een van de interessantste en meest waardevolle opbrengsten van het door Lucas genoemde poststructuralistische project is een (hernieuwde) focus op de machtsaspecten van taal. Hoe categorieën van differentie (homo, hetero, man, vrouw, wit, zwart, et cetera) discursief omheind worden, kan voor de cultuur- en maatschappijcriticus heel direct aanleiding worden tot deconstructie van de term waarmee iets of iemand in de taal wordt aangeduid. De woorden die we gebruiken of juist achterwege laten om groepen of individuen te beschrijven, zijn in de context van een discoursanalyse nooit neutraal, maar een uiting van machtsongelijkheid. Ik ben het met Lucas eens dat Ivanov een paradoxale houding inneemt ten opzichte van de inzet van dat poststructuralistische project in het algemeen, en de beoefening van Cultural Analysis in het bijzonder. Als we de roman zelf onderwerpen aan een kritische discoursanalyse, is ook op concreet talig niveau die tegenstrijdige houding waar te nemen.

De meest prangende ethische kwestie die Bervoets op tafel legt is de specifieke vraag welke morele status een wezen heeft dat voort zou komen uit een kruising tussen mens en aap. In hoeverre heeft het dezelfde rechten als een mens, en in hoeverre hebben wij dezelfde plichten tegenover dat wezen? Moeten we het behandelen als een dier, een mens of iets daar tussenin? Op plotniveau wordt die vraag door de personages Lois, Helena en Felix in het midden gelaten: de hybride aapmens wordt door Helena wel verzorgd, maar nergens wordt helemaal duidelijk wat er precies onder die verzorging verstaan wordt. Op talig niveau neemt de roman in die kwestie volgens mij wel heel duidelijk stelling in. Steevast wordt het wezen dat het product is van een met Felix’ zaad geïnsemineerde aap aangeduid als ‘het jong’. Niet als ‘het kind’, ‘de dochter’ of ‘de zoon’, maar als ‘het jong’ – een term die we gewoonlijk reserveren voor zuigelingen van dieren. De roman lijkt daarmee te suggereren dat ‘het jong’ inderdaad niet dezelfde status heeft als een menselijk wezen. Als cultureel artefact is Ivanov daarmee de determinerende instantie. Zo krijgt de lezer niet de volledige ruimte om zelf te bepalen of het wezen meer mens of meer dier is, dat doet Bervoets voor ons.

Tegelijkertijd is het ook zo dat Felix uitgebreid op deze ethische kwestie reflecteert, en daarbij ook het talige aspect meeneemt: ‘Heeft hij, zij, het dan de morele status van een mens of van een dier?’ (mijn cursiveringen). Dat past binnen het door Lucas geschetste beeld van hoe ambigu de roman is ten opzichte van het differentiedenken en het principe van ‘othering’. Maar hoewel Felix zich bewust lijkt van de ethische complexiteit en de subtiliteiten die gepaard gaan met het op de wereld brengen van een hybride aapmens, is zijn oordeel in de taal eenduidig: het is een ‘jong’, geen ‘kind’.

            Nu we het toch over taal hebben: hoofdpersonage en ik-verteller Felix heeft er nogal een handje van om zich aan een uitgebreid gemijmer over te geven – filosofie van de koude grond. Hij doet me daardoor denken aan een andere Felix uit de recente Nederlandstalige literatuur: personage Felix Post uit Philip Huffs Boek van de doden (2014). Die Felix praat in eenzelfde soort tegeltjeswijsheden, zoals ‘Het omgekeerde van wat je denkt is vaak ook waar’. Uit de ‘aforismen’ van Bervoets’ Felix van der Elsken kan een bescheiden bloemlezing van halfslachtige contemplaties worden opgesteld. Een greep uit die hypothetische bloemlezing: ‘Is zoeken naar wie we zijn niet gewoon zoeken naar een passende pose?’ en ‘zijn woede en lust niet beide het product van hartstocht?’ Tja, daar vraag je ons wat.
            Jammer dat een roman met zo’n hoogst fascinerende thematiek moet lijden onder zulke huis-tuin-en-keukenfilosofietjes. In de marge van de roman schreef ik meer dan eens: ‘Felix, hou op!’ Hebben jullie je ook zo geërgerd aan die zogenaamde wijsheden van Felix? Je zou denken dat iemand die met zulke urgente ethische kwesties geconfronteerd wordt daar zijn hoofd vol van heeft, en niet ook nog eens de behoefte voelt om zich constant over om het even wat uit te laten.

 

Alle goeds,

Roel

 

*

 

 

Beste wolven,

 

Het is natuurlijk behoorlijk pedant om de spot te drijven met zogenaamde filosofie van de koude grond. Doctorandus Roel Smeets zegt daarmee iets over zichzelf, niet zozeer over de roman. De subtekst is (vrij naar Connie Palmen): ‘scheer je weg uit het land van de filosofen, stelletje nietsnutten!’ Maar ik moet toegeven dat ik Roels irritatie herken. Ook ik stoorde me aan de open deuren die opgediend worden als ware openbaringen: ‘De ander is een spiegel waarin we ons gemoed willen herkennen, onze denkbeelden in willen bewonderen, ons wezen in willen zien worden bevestigd.’ De roman had goed zonder gekund.

Maar we moeten niet te lang stilstaan bij die stilistische missers, want de vele sterke kanten van het verhaal verdienen onze aandacht. Helena’s aanval op morele of culturele grenzen, ze noemt ze ‘stippellijntjes’, werken ook mooi door in de dubbelzinnige seksualiteit van zowel Lois als Felix. Lois’ toewijding aan Helena’s project komt voort uit een (onbeantwoorde) liefde voor de professor. Die motivatie was mij vrij snel duidelijk, maar Felix heeft er zo’n tweehonderd pagina’s voor nodig om zich te realiseren dat hij haar seksualiteit net zo miskend had als zij de zijne tijdens hun eerste confrontatie. Waar de grens tussen mens en dier nog in steen gebeiteld lijkt, zoals Roel liet zien, worden de piketpaaltjes rondom de seksualiteit van de personages voortdurend verlegd.

Dat speelt nog sterker bij Felix. Tot grote ergernis van Lois is Helena erg gecharmeerd van de held van deze geschiedenis. Felix lijkt aanvankelijk geen gevoelens voor haar te koesteren: de oudere Helena functioneert vooral als een soort vervanger van zijn eigen moeder, met wie hij slechts korte en zeldzame telefoongesprekjes voert. Tegelijkertijd is de student onder de indruk van de professor, bij wie hij bijna dagelijks over de vloer komt. Al die ontmoetingen worden regelmatig onderbroken of afgerond door een geïrriteerde Lois, die Helena het liefste voor zichzelf houdt. Die dynamiek beleeft een climax op kerstavond van het jaar dat Felix in New York woont. In zijn retrospectieve vertelling draait Felix lang om dat cruciale moment heen, en we krijgen als lezers nooit precies te weten wat er gebeurd is in het appartement van de aangeschoten Helena. Ook Felix zelf begrijpt het na al die jaren nog altijd niet: ‘Maar waaróm wilde ze het? Was het simpelweg een daad van affectie, genegenheid, of toch zoiets banaals als lust misschien?’ De vraag lijkt vooral aan zichzelf gericht.

Hoe dan ook heeft Felix waarschijnlijk op die avond het sperma gedoneerd dat later die week een aap zou bevruchten. Weken na het incident droomt hij nog over Helena, en geneert zich voor zijn erectie als hij wakker wordt. Felix is zelf ten prooi gevallen aan Helena’s project: zijn seksualiteit was niet zo eenduidig als hij misschien dacht. In biologische zin is het experiment mislukt, maar als activistische daad is het misschien toch beter geslaagd dan de personages willen toegeven.

 

Eén ding zit me nog dwars: wat doet die terugkerende verwijzing naar de zaak rond O.J. Simpson in dit verhaal? Suggesties?

 

Hartelijke groet,

Lucas

 

           *

 

Beste wolven,

 

De zaak ‘O.J. Simpson’ is een van de meest rijke casestudies voor ideologiekritische discussies over ras, sociale klasse en macht. Opgegroeid als zwarte man in de getto’s van San Francisco werkte Simpson zich bij de gevestigde, blanke orde op tot zeer geliefd football-speler en later ook filmster. Toen hij beschuldigd werd van de moord op zijn (witte) ex-vrouw Nicole Brown en haar (witte) vriend viel hij daar uit de gratie. Tijdens het proces en in de berichtgeving over de zaak speelde zijn huidskleur een bepalende rol. Je zou denken dat verwijzingen naar deze zaak niet misstaan in een roman waarin categorieën van verschil kritisch aan de kaak gesteld worden. De manier waarop dat in Ivanov gebeurt is echter nogal dubbelzinnig. Wanneer Felix met Lois het vak ‘Gender, Race and Sexuality: an Introduction to Social and Cultural Analysis’ volgt, blijkt zij constant de behoefte te hebben om alle behandelde kritische theorieën en concepten toe te passen op O.J. Simpson. Ook als – of: juist als – een vergelijking met die rechtszaak wel heel vergezocht lijkt. Bijvoorbeeld als ze de zaak in verband probeert te brengen met Donna Harraways Cyborg Manifesto: ‘Harraway zegt dat de grenzen tussen organismen en machines nu al aan het vervagen zijn, wat als we dit idee op de berichtgeving rond O.J. Simpson toepassen?’ Felix irriteert zich mateloos aan haar en kan haar niet serieus nemen: ‘Het kreeg iets grappigs, als een flauwe mop waar je vanzelf om gaat lachen als iemand hem maar lang genoeg blijft herhalen (Klop, klop, wie is daar? – wat als we dit idee op de berichtgeving rond O.J. Simpson toepassen?).’

De referentie aan O.J. Simpson functioneert in Ivanov als een persiflage op de Cultural Analysis. Door Lois neer te zetten als irritant en overkritisch parodieert Felix deze discipline. Lois is namelijk een karikatuur van de student Cultural Analysis die zonder enige reserve erop gehamerd is de wereld om haar heen te deconstrueren. Bij een eerste vermelding van O.J. Simpson door Lois is dat voor de geïnformeerde lezer logisch en allesbehalve vreemd: Cultural Analysis en O.J. Simpson gaan in principe hand in hand. Maar naarmate O.J. Simpson blijft terugkeren, dwingt de roman de lezer een tegenovergestelde houding in te nemen. Hoe universeel en verreikend kan Cultural Analysis immers zijn als haar theorieën en concepten enkel toegepast kunnen worden op één zeer voor de hand liggende casus? In dat geval bevestigt zij alleen haar eigen aannames en staat zij niet open voor eventuele falsificatie. Bovendien: hoe voor de hand liggend is die casus eigenlijk?

Op de door Lucas genoemde metafoor van de stippellijn wil ik dieper ingaan. Zoals verwijzingen naar de zaak rondom O.J. Simpson een dubbel effect sorteren, zo doen meer elementen in de roman dat. In het beeld van Lois als karikatuur van de student Cultural Analysis past ook haar omschrijving van dé belichaming van het kwaad: de angry, white male, die Lois consequent omschrijft als ‘blanke man met dikke pens’. Als er een instantie is die bepaalt waar de ‘stippellijn’ getrokken moet worden dan is deze het wel. Volgens Lois is de reden dat Helena haar revolutionaire onderzoek niet kan uitvoeren te herleiden tot die ‘blanke man met dikke pens’. Het mannelijke universiteitsbestuur zou namelijk, verblind door hun ‘gender bias’, niet willen toestaan dat een vrouw dergelijk baanbrekend onderzoek zou verrichten. Dat blijkt pertinent onwaar te zijn. Felix komt erachter dat Helena’s gedwongen verlof niets te maken heeft met haar gender, maar met ethische bezwaren die het universiteitsbestuur ziet in het kruisen van een mens met een aap. Dat Lois iedere weerstand ten opzichte van haar idealen (specifiek: het laten slagen van Helena’s kruisingsexperiment) ten onrechte wijt aan de ‘blanke man met dikke pens’ doet niets goeds voor het beeld van de beoefenaar van Cultural Analysis. Integendeel. Lois lijdt aan tunnelvisie, ziet alleen wat ze wil zien, en is daarmee niet geschikt om te bepalen waar en hoe de ‘stippellijnen’ getrokken moeten worden.

Maar – zoals Lucas in zijn eerste brief opwierp – wat betekent deze parodiërende en cynische benadering van Cultural Analysis en het poststructuralistische project in het algemeen nu voor de emancipatie van minderheidsgroepen? Als we Ivanov als pamflet lezen, is het verleidelijk om Peter Singers begrip ‘speciesism’ (in het Nederlands: ‘soortisme’) erbij te betrekken. Singer introduceerde dit begrip ter aanduiding van een vorm van discriminatie die niet plaatsvindt op grond van ras, sekse of seksualiteit, maar op grond van soort. Daarmee propageert hij dat emancipatie verder reikt dan de menselijke soort, ook niet-menselijke wezens doen ertoe vanuit moreel opzicht. Bervoets forceert precies deze ethische prikkel bij de lezer, maar voert hem niet ver genoeg door. De gedachtestroom waar je als lezer in mee zou kunnen gaan is: als een niet-menselijk of half-menselijk wezen dezelfde rechten verdient als een menselijk wezen, dan verdienen niet-witte, niet-mannelijke, niet-hoogopgeleide en niet-heteroseksuele mensen al helemaal (of: net zo goed) dezelfde rechten als witte, mannelijke, hoogopgeleide en heteroseksuele mensen.

Maar natuurlijk is Ivanov een roman en geen pamflet. Een roman is geen mening en bevat doorgaans geen eenduidig standpunt, maar doet door middel van artistiek-literaire middelen dingen met die opgeworpen maatschappelijke of morele kwesties. Dat parodiërende en cynische is uitsluitend afkomstig van het vertelperspectief van Felix, die Lois steeds op die manier beschrijft en focaliseert. Zijn ik-perspectief is hoe dan ook het dominante, het is moeilijk om als lezer afstand van zijn visie te nemen omdat je nu eenmaal geneigd ben mee te gaan met diens monofocaal gepresenteerde narratief. Misschien is dat dan ook de reden dat Ivanov zo dubbelzinnig en besluiteloos is in de positionering ten opzichte van de emancipatie van minderheidsgroepen. Felix’ mensaap, hybride ‘zoon’, ‘dochter’ of ‘jong’ laat hem niet los, zijn morele consideratie strekt dus verder dan alleen de menselijke soort. Tegelijkertijd neemt hij de theoretische discipline die het rigide denksysteem van verschil omver probeert te werpen (Cultural Analysis) niet serieus. Tegenstrijdig. Dubbelzinnig.

 

Welgemeende groeten,

Roel

BIBLIOGRAFIE

Hanna Bervoets, Ivanov. Uitgeverij Atlas Contact, Amsterdam, 2016.

Jonge Wolven Lucas van der Deijl en Roel Smeets over Hanna Bervoets
PDF – 130,6 KB

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.