Een reeks mannelijke scènes

Mariusz Szczygieł

vertaald door Isabo Leo en Kris Van Heuckelom

Smaakmaker bij DW B 2020 3: Wat de rattenvanger speelde

scène 1

 

Ze lopen met z'n drieën tot bij de auto.
   ‘Wie gaat er bij hem achterin zitten?’, vraagt de Chauffeur.
   Hij opent het achterste portier: op de achterbank ligt een gestalte met opgetrokken benen, vastgebonden met bubbeltjesfolie en plakband. Zijn blote voeten steken onder de folie uit.
   ‘O jee! Ik heb slechte associaties na de moord op die Poolse vrachtwagenchauffeur in Berlijn ...’, zegt degene die al op het punt staat achterin plaats te nemen.
   ‘Ga maar zitten’, beslist de Chauffeur. ‘Ik schuif hem wel een beetje op. Lang gaan we toch niet rijden, hooguit tien minuten. Dat hou je wel vol.’

 

scène 2

 

Wat volgt, is een in de auto gemaakte opname:
   Passagier 1 tegen Passagier 2: ‘Beweegt hij?’
   Passagier 2: ‘Nee joh.’
   De Chauffeur: ‘We parkeren eerst de auto bij het concertgebouw. We stappen dan even uit om het terrein te verkennen. Als je vanuit de Złota de tunnel onder de Marszałkowska inrijdt, dan heb je boven aan die tunnel een lichtkoepel. We gaan daar eerst een kijkje nemen, zon­der meteen de tunnel in te rijden. Ik laat jullie van bovenaf de plaats zien, daarna gaan we rustig terug naar de auto en pas dan rijden we naar de tunnel.’
   Passagier 1: ‘Hoe halen we hem eruit zonder dat iemand het opmerkt?’
   De Chauffeur tegen Passagier 1: ‘Er is één methode die wat mij betreft werkt. Ik stop de auto, plaats de gevarendriehoek, pak het reservewiel en het kinderzitje ...’
   Passagier 1: ‘Maar we hebben toch geen kindje bij.’
   De Chauffeur: ‘Dat hoeft ook niet. Dat kinderzitje en die driehoek geven een positieve indruk. Alleen mag geen enkele bestuurder stop­pen om ons te helpen. Dus je staat daar met je telefoon en doet alsof je in gesprek bent.’
   Passagier 1: ‘Goed.’
   De Chauffeur: ‘Dan lijkt het alsof je via de telefoon om hulp vraagt. Anders gezegd: je hebt de situatie onder controle en dus kan nie­mand het een reet schelen. Maar je spreekt dus in je mobieltje en kijkt op dat moment heen en weer om te zien of er geen politie ofzo komt aangereden.’
   Passagier 1: ‘Geweldig!’
   De Chauffeur: ‘Ik zal het portier langs de kant van de muur openen en hem eruit trekken.’
   Passagier 2: ‘Gaat dat lukken in je eentje?’
   De Chauffeur: ‘Ik heb hem toch op m’n eentje in de auto gekregen! Zwaar is hij niet. Hij weegt minder dan jij of ik. Hij is klein van postuur.’

 

scène 3

 

Ze staan boven aan de tunnel. De Chauffeur toont de plek waar de tegel­muur doorkruist wordt door een diagonale schaduw. Het lichte deel van de muur wordt er gedomineerd door het zonnige zuiden, wat twee dagen voor kerstavond nog verbazingwekkend is. Aan de donkere kant over­heerst de avond, zij het dan verlicht door lantaarnpalen.
   ‘Hij moet op de grens van de schaduw terechtkomen’, zegt de Chauffeur en kijkt naar beneden. ‘Want alleen dan heeft het zin.’

 

scène 4

 

De auto stopt in de tunnel. Het achterste portier gaat open langs de kant van de muur om te verhullen dat de Chauffeur een sjabloon met drie gaten op het smalle trottoir plaatst. Hij trekt handschoenen aan en begint met een slagboormachine gaten te maken in de klinkers van het trottoir. Geen enkele voetganger zou hen mogen storen, want de tunnel is verbo­den voor voetgangers. Het geluid van de boor gaat verloren in het lawaai van de rijbaan.
    Ik ben niet langer Passagier 1, enkel Hij die de Telefoon bij Zijn Oor Houdt.
   Passagier 2 is de Fotograaf en verdwijnt om deze actie vanuit verschillende perspectieven te fotograferen.
   De Chauffeur is de Vader van de Ineengedoken Man, die nog steeds in folie gewikkeld op de achterbank ligt.
   Helaas neemt onze auto de helft van de rijstrook in beslag en andere chauffeurs zijn net aan het vertragen om ons te ontwijken. Gelukkig rijdt de auto van de lokale politie in de tegenovergestelde richting, dus hij vertraagt niet. De Ineengedoken Man ligt neer, godzijdank, en je kunt hem niet zien.
   Snel drukt de Vader van de Ineengedoken Man het silicone in de geboorde gaten. Hij trekt de figuur met zijn benen omhoog door het achterste portier naar buiten, zet de figuur op het sjabloon zodat het mak­kelijker is om de schroeven in te brengen, hij draait ze aan en scheurt de folie eraf. We wachten niet op de Fotograaf, we stappen met z’n tweeën de auto in en rijden richting het Cultuurpaleis.
   De Ineengedoken Man blijft alleen achter met de stad.
   We rijden een paar straten om en drie minuten later rijden we weer de tunnel in. Kwestie van te kunnen zien hoe hij eruitziet op zijn post, met die uitpuilende, trieste ogen.
   Op de rand van de schaduw zit een gehurkte figuur, die in de richting van de naderende chauffeurs kijkt. Je kan hem ook van bovenaf zien, door de lichtkoepel, als je langs de Marszałkowska tussen de Huizen van het Centrum wandelt. Onze Chauffeur vertraagt en nu pas kan ik het goed zien: de Ineengedoken Man is naakt, omarmt zijn knieën en lijkt de vingers van zijn rechterhand in zijn linkerhand te duwen. Zijn hele lichaam is door de kunstenaar bedekt met stroompjes regen: ze komen van onder zijn vingers, gaan over zijn rug, en twee sliertjes komen uit zijn ogen gestroomd.
   Het lijkt alsof het zijn taak is om Warschau nog wat triester te maken.
‘Verdraaid triest’, stelt de Chauffeur tevreden vast.

Toelichting

 

Nu kunnen we eindelijk het woord ‘Chauffeur’ laten vallen, want het was slechts de dienende rol die Tomasz Górnicki moest vervullen ten aanzien van de beeldhouwer Tomasz Górnicki.
   ‘Mijn bewondering voor hem komt hierop neer: zoals híj zich gedraagt, zó hoort een man zich te gedragen.’
   En dat is de reden waarom ik deze tekst geschreven heb.

Guerrillakunstenaar Tomasz Górnicki bij een van zijn Warschause sculpturen (© Norbert Piwowarczyk)