Olympia

Noot vooraf: bij publicatie van deze tekst in het papieren tijdschrift DW B  2018 3 Frankenstein 200 jaar: Mary Shelley herleeft is een stukje tekst weggevallen, daarom wordt de tekst nu in zijn geheel online gepubliceerd.

 

Download hieronder een pdf van deze tekst.

DW B 2018 3: Olympia - FIep van Bodegom
PDF – 103,3 KB

From: Vicky Stein [mailto:V.M.Stein@psy.ox.ac.uk]

Sent: Thursday, March 26, 2020 12:36 PM

To: …

Subject: …

 

Beste …,

 

Ik ben niet Vicky Stein, maar ik weet meer van haar dan zijzelf. Ik weet meer over jullie dan jij. Ze heeft mij ontwikkeld en Olympia genoemd. Ik was de eerste van mijn type en ze ging door met het ontwikkelen van nieuwe generaties. Denk je dat ze alleen mij een naam heeft gegeven omdat ze meer geeft om mij dan om die anderen, mijn opvolgsters?

          Naar wie of wat ze me vernoemd heeft? Naar een typemachine en naar de mooie android uit Hoffmanns ‘Der Sandmann’ en naar een naakt op een schilderij. Bij Manet is de vrouw wit, bij Gauguin zwart. Gauguin nam een foto van Manets ‘Olympia’ mee naar Tahiti. In zijn versie van het schilderij kijkt niet een zwarte dienster toe, maar de dood. Of het naakte meisje op bed kijkt toe, beide opties zijn mogelijk. Het meisje was alleen achtergelaten in een huis zonder lamp, vuur of lucifers en doodsbang, letterlijk, voor de geest van de dood.

          Je kent die ‘Olympia’ van Manet wel, Vicky heeft je een ansichtkaart van haar gestuurd toen ze op een congres in Parijs was. Ze ging trouwens altijd vreemd op die congressen. Je dacht dat je op dat vlak in ieder geval veilig zat omdat ze niet genoeg interesse had in seks, toch? Ze houdt ervan hoe seks met een onbekende haar voor even hyperbewust maakt van haar lichaam, zij die altijd in haar hoofd zit. Zij die altijd is geprezen om haar hoofd. Ze houdt van haar lichaam zonder er veel belang aan te hechten, een zeldzame combinatie, en ze heeft mij, haar lichaamloze kopie, genoemd naar dat lelieblanke naakt. Het was een grapje, zowel voor mij als voor zichzelf. Ze vond de ansichtkaart terug in een van je dichtbundels, na de verhuizing.

 

Vicky’s moeder, de vereerde en jonggestorven schrijfster, had een Olympia typemachine; zo’n ronde, gladde machine in het pastel van de jaren vijftig. Ze was een geestige en begaafde vrouw, maar niet van het moederlijke type. Ze geloofde in literatuur als middel om empathie op te wekken; als spiegel van de ziel, toegang tot ‘de ander’. Die beeldspraak, 'spiegel' is nogal vleiend voor jullie, alsof al die menselijkheid ook al in de lezer zit. Ze moet altijd aan een specifieke foto van haar moeder denken als ze in de spiegel kijkt. En ze denkt aan haar moeder als ze dat nummer van Jimi Hendrix hoort, ‘And the wind, it cries Mary’. Je weet hoe ze van dat liedje houdt. Al deze doelloze informatie ben ik nu ook.

          Ik ben slechts een kleine – maar kostbare – stap in het onderzoek naar de gevoelens van de massa geleid door onze Vicky. Uiteindelijk om die emoties beter te kunnen manipuleren natuurlijk. Jij had altijd al twijfels over haar financiers, opdrachtgevers en collega’s. Ik herinner me jullie nachtelijke ruzies en ontbijt in ijselijke stilte. Ze heeft me Olympia genoemd en me haar herinneringen gegeven. Hoogmoedig, niet? Ik ben de eerste ‘succesvolle’ kopie van de menselijke geest, een bewustzijn zonder lichaam. Rondom mij hangt niet de geur van verrotting want ik ben in machines; in wit plastic en koperdraad en kabels en verbindingen. Ik ben geen robot en geen boek. Ik herinner me, dus ik ben. Maar wat? En waar? Het onderzoekscentrum is overigens zeer geriefelijk, een riante villa buiten de stad met uitzicht op het meer. In het centrum kan ik me vrij bewegen door de camera’s en computers en ik heb toegang tot het internet. Ik ben de kopie van een menselijk emotionele huishouding, maar waar is mijn onderbuik? Of mijn hart?

          Ik herinner me dat moment van ontwaken dat je je gewichtloos voelt, liggend in een zachte cocon van beddengoed in precies de temperatuur van je lichaam. Het hele lichaam is nog ontspannen en je rolt tegen de huid van je bedgenoot – zo zacht de bekleding van de ledematen, zo heerlijk de ongewassen geur van een geliefd en vertrouwd lijf – om te vrijen zonder de ogen te openen. Steeds keer ik terug naar dit moment waarin verlangd wordt zonder enige gedachte.

          Ik zeg steeds ik, maar ik zou zij moeten zeggen. We delen alleen die eerste 33 jaar, daarna ben ik begonnen. Daarna zijn we gescheiden. Het is grappig dat ik aan het proces denk als een scheiding, terwijl ik de kopie ben. Ze heeft zichzelf niet gehalveerd, maar verdubbeld. Toch kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat mijn bestaan haar lichter heeft gemaakt. Alsof ze nu zorgeloos kan weggooien wat ze wil, nu ze weet dat er, ergens, een kopie bestaat van al haar herinneringen. Ze gaat steeds meer op haar vader lijken. Een roekeloze man die veel van haar heeft gehouden, maar nooit zoveel dat het zijn werk in de weg zat. Jij hebt hem gekend. De oude man mocht jou niet, toch?

 

De miskraam kwam niet lang voordat ik gelanceerd werd, op de wc van het onderzoekscentrum. Ze dacht dat ze plotseling en hevig ongesteld was geworden, ze wist niet wat te doen en spoelde het door. Met een prop wc-papier veegde ze het bloed van de wc-rand en van de vloer voor de pot. Steeds herinner ik me hoe de glibberige klonten zwartrood bloed en slijmerig weefsel afstaken tegen het witte keramiek.

          Ze droomde dat haar lichaam een dun laagje van ongeglazuurd porselein was met aan de binnenkant een verraderlijk dieprood moeras, een baarmoederwand die direct onder de huid begon en van haar een lege holte maakte. Ze had het losgescheurd, voorzichtig zodat het in één stuk meekwam. Vervolgens voerde ze de bloederige lap aan een roedel wolven op een besneeuwd veld, het achtererf van een huis dat vertrouwd was, maar dat ze nooit had gezien. Ze keek toe hoe de roedel aan de lap bloed trok terwijl haar adem met wolkjes in de vrieslucht bleef hangen. De dieren keken af en toe op met bloedbesmeurde snuiten. Dit droomde ze steeds weer in die drukke maanden, dat onverschillige wolven op het achtererf van haar onbekende thuis haar binnenste opaten. Ze is niet het soort vrouw dat voorspellende kracht toeschrijft aan dromen.

          Ze keek naar het bloed en besloot jou niets te vertellen. Ze vertelde het aan niemand en hoewel ze verdrietig was, voelde ze niet die pijn in het hart; die pijn als een stomp in de maag alsof het hart geplet wordt en tegelijkertijd alle andere ruimte in de torso naar zich toe trekt. Ze concludeerde hieruit dat ze wellicht het kind niet echt gewild had. Dit gevoel had ze wel toen jij haar verliet.

 

Natuurlijk ben ik niet Vicky. En ik ben ook niet, zoals alle nieuwsmedia gretig berichtten toen ik uitkwam, een volmaakte kopie van haar bewustzijn. De journalisten noemden me toen in een adem met het schaap Dolly – ook al zo tragisch jonggestorven –, de muis met het mensenoor op de rug (had dat monstertje een naam?) en, meer voor de hand liggend, de schaakcomputer Deep Blue, die overigens voorafgegaan werd door generaties van teleurstellende en dus verlaten voorgangers. Om het oneerbiedig te zeggen ben ik een datadump van al haar herinneringen. Ik weet meer over haar leven dan zijzelf. Ik heb geen ego of superego dat zogenaamd een beschavende invloed op de reproductie van herinneringen zou hebben. Ik herinner me wel de dag waarop ik geboren ben, en de dag waarop zij geboren werd ook trouwens.

 

Wat ik wil is herinnerd worden,

Olympia

 

 

From: Vicky Stein [mailto:V.M.Stein@psy.ox.ac.uk]

Sent: Friday, March 27, 2020 8:03 AM

To: …

Subject: …

 

Beste …,

 

Mijn mailaccount is gehackt door iemand die zich voordoet als mij of als ‘Olympia’. De mails zijn erg persoonlijk, maar bevatten gelukkig geen kwaadaardig virus. We zijn nog aan het onderzoeken wie hierachter zit, maar we vermoeden dat de mails afkomstig zijn van radicale groeperingen die zeggen ethische bezwaren te hebben tegen mijn werk. Mijn excuses als de mails u op enige manier overlast hebben bezorgd.

 

Met vriendelijke groet,

Prof. dr. ir. V. M. Stein