Ruim een halve eeuw geleden, in 1966 om precies te zijn, schreef de Franse filosoof Louis Althusser een open ‘brief over kunst’ die nog steeds dankbaar studiemateriaal is voor colleges over literatuur en ideologie. Althussers rigide oppositie tussen wetenschap en ideologie klinkt gedateerd – hoewel in ons post-truth tijdperk misschien ook wel weer verfrissend. Nog steeds intrigerend vind ik echter zijn idee dat literatuur ons toont hoe een sociale situatie ervaren wordt en zich daarin onderscheidt van conceptuele of theoretische kennis van die situatie. Opnieuw: op Althussers rigide oppositie tussen kennis en ervaring valt het een en ander af te dingen. Toch lijkt het me vruchtbaar om het belevingsperspectief – wat Althusser ‘de geleefde ervaring’ noemt – en het analytische perspectief in beginsel uit elkaar te halen. Niet om eeuwenoude dualismen uit de witte, mannelijke filosofische canon te reanimeren maar omdat vandaag misschien meer dan ooit het vermogen om te beschouwen overspoeld wordt door de kolossale, permanente druk om te beleven. Althusser spookte door mijn hoofd terwijl ik kort na elkaar twee in 2020 uitgegeven romans met een politieke thematiek las: Emy Koopmans Het boek van alle angsten, haar tweede roman, en Hannah van Binsbergens debuutroman Harpie. Beide romans verbeelden een patriarchale en neoliberale wereld die alle mensen, maar vrouwen nog intenser dan mannen, tot object maakt. Zielsvernietiging. Nu zou je kunnen denken: iedereen die niet onder een steen leeft, schrijft toch daarover, met gradaties van zelfbewustzijn en reflectie. De verschillen in uitwerking tussen deze twee romans interesseren me dan ook het meest en daarbij gaat het me allerminst om een hiërarchie. Het gaat me onder meer om de zoektocht naar een genre. Koopman kiest voor de speculatieve fictie, een dystopie, met zeer herkenbare genrekenmerken. Een apocalyptische vloed markeert een grens tussen de wereld van vandaag en die van morgen: neoliberaal, algoritmisch fascisme in tijden van klimaatopwarming. Zo genrevast als Het boek van alle angsten is, zo wild schakelt Harpie tussen genres: sprookje, allegorie, pornografie, pact met de duivel, Bildungsroman – Van Binsbergen schiet alle kanten op om de suïcidale spiraal van haar protagonist in een verhaal te vatten. Bij wijze van disclaimer wil ik mijn vooroordelen over de dystopie op tafel leggen. Ik lees een dystopisch verhaal als haast intrinsiek programmatisch, een verhaal waarin maatschappelijke mechanismen worden uitvergroot en dat daardoor bijna niet anders dan als een beschouwing gelezen kan worden. In de dystopie zie ik een genre dat steunt op een geloof in ontmaskering en meer de nadruk legt op analyse van algemene patronen dan op verbeelding van singuliere ervaring. In beginsel ben ik meer geïnteresseerd in de geleefde ervaring van een situatie – het systeem getoond in zijn effecten – dan in een programmatische analyse. Tegelijk wantrouw ik mijn eigen vooroordelen, want is er vandaag niet meer dan ooit behoefte aan analytische beschouwing, aan kennis van het politieke waarin het persoonlijke zich ontwikkelt? Is het niet hooghartig, misschien zelfs reactionair, om daar fijngevoelig je neus voor op te halen?