Oneindig veel ruimte en ongebondenheid. Over 'Gloria' van Koen Sels
Het vaderschap is niet bepaald een klassiek thema in de wereldliteratuur. Er zijn natuurlijk heel wat beroemde fictionele vaders, en de conflictstof tussen al dan niet vermaledijde vaders en hun kinderen is zo oud als de literatuur zelf, maar wat het betekent, en hoe het voelt, om vader te zijn – dat is haast onontgonnen terrein. Dat komt, in de eerste plaats, omdat ouderschap, zeker in de eerste levensjaren van het kind, lange tijd (en voor een groot stuk nog steeds) niet als een mannelijke verantwoordelijkheid wordt gezien. Het komt tot uiting in altijd slechts gedeeltelijk ironische bon mots als ‘elke vader moet zijn kind adopteren’, of in de overtuiging dat er geen groter tautologie bestaat dan een afwezige of zwijgende vader. Het heeft er, in de tweede plaats, mee te maken dat schrijvers het ogenschijnlijk over iets anders moeten hebben – over zichzelf, bijvoorbeeld, of over wat ze van het leven verwachten. Eén fantastische uitzondering is het boek Kindergeschichte uit 1981 van de recentste Nobelprijswinnaar Peter Handke, dat behoort tot het beste, en het minst gekunstelde, van wat hij geschreven heeft – het werd in 1985 vertaald door Hans Hom als Kindergeschiedenis.