Francesca Birlogeanu is dichter, performer en student geneeskunde aan de KU Leuven. Haar
gedichten verschenen onder andere in Kluger Hans, Deus Ex Machina, Op Ruwe Planken en Het
Liegend Konijn. Ze deed mee aan het BK Poetry Slam 2022 en ging in de zomer van 2023 mee met
deBuren op de Schrijfresidentie naar Parijs. Dit jaar kon je haar zien op kunstenfestival Ithaka en
eind augustus op het Queer Arts Festival in Antwerpen. In haar werk vloeit haar interne wereld over
in de externe en tast die de grenzen af tussen vrouwelijkheid, seksualiteit, spiritualiteit en het
sensoriële.
S L A K J E
1. Als een cyclus zich telkens herhaalt en jij het middelpunt ervan bent, kan je ook kiezen om mee te draaien.
Sorry papa dat ik amper nog bel, een alien is door mijn slaapkamerraam naar binnen gekomen en hij slaapt in mijn bed, ik moet hem eten brengen en zijn voeten masseren en hij moppert veel als het regent. De kaas was beschimmeld (niet op een goeie manier) dus die moest ik eerst weggooien. En toen ik het afval buitenzette, kwam ik Marielien tegen bij de voordeur. Ken je haar nog? In het vijfde leerjaar heeft ze haar hamster in de fik gestoken en toen werd ze geschorst. Ze woonde in onze straat, maar ik mocht nooit meer bij haar aanbellen. Je zei altijd dat haar moeder wit poeder aan haar neus had hangen. Ik snapte nooit wat je bedoelde, want Marilien nam altijd cupcakes van de Colruyt mee om uit te delen op haar verjaardag. De vervaldatum naderde snel, zoals een komeet waarvan je de baan niet meer om kan buigen. Marielien heeft nu haar eigen bedrijf. Ze doet in brandverzekeringen.
De alien vond dat ik te lang was weggebleven, dus hij had mijn lakens ondergekotst met paarsblauw slijm. Ik maar naar het wassalon, maar het waspoeder was op, dus toen naar de Colruyt, en de alien kotste opnieuw door het levensgrote gemis naar mij en mijn aardse taal en mijn zachtheid. Als een cyclus zich telkens herhaalt en jij het middelpunt ervan bent, kan je ook kiezen om mee te draaien. Ik slaap in het slijm. Intubeer mijzelf. Ik spreek geen Nederlands meer en mijn vingers zijn schubbig en groen en hebben vliezen. Ik kan mijn telefoon niet meer vasthouden.
Marielien wou proberen om bij ons in te breken. Ze dacht dat ik nog steeds een rijkeluiskind was, maar ik legde haar uit dat we in 2008 stopten met melk te drinken vanwege de recessie en allemaal onze botten braken en geen ziekteverzekering hadden. Dit vond ze erg jammer. Ze vroeg hoe het met jou ging (ik zei dat ik het niet wist) en gaf me een compliment over mijn groene huid. Ik quote: ’Hipperdehip.’ Ik kan geen Nederlands meer. Ze liet me haar inbraaktools zien: een hamer, een teennagelextractor, een knoflookpers, een slotenkraker, een fietsenmaker, mierengif, een kauwgomballenautomaat, een bus blauwe spuitverf, een man met gaten in zijn sokken en in zijn tanden, een kapot lijmpistool, een mes, een Portugese geboorteakte, een badjas. De hele straat lag vol met haar spullen. In haar zak zaten enkel nog kassabonnetjes en koekkruimels en een rotte half-opgegeten appel. Ik dacht er even over na maar besloot dat ik het niet in mij heb om het dievenpad op te gaan. Ze snapte dit en sloeg met haar hamer het raam stuk bij de buren, in haar mond een hele dunne sigaret die mogelijk al de hele tijd tussen haar lippen gekneld zat. Ik was te veel naar haar ogen aan het kijken. Vandaar dat ik je nog niet heb kunnen bellen.
Ik probeerde het wel, toen ik mijn vliezen had doorgeknipt. De alien als een peuter aan mijn been. Voicemail. En opnieuw. Voicemail. Ik denk dat je op vakantie was. Of misschien heb je zoiets van ‘Nu hoeft het ook niet meer’. Wat helemaal oké is. Ik heb genoeg dingen om mij zorgen over te maken. Al mijn witte T-shirts en lakens en handdoeken zijn blauwpaars, gek genoeg heb ik leren genieten van de chaos. Hoe gaat het met je ramenwasser? Is hij nog steeds boos op je omdat je toen je peuk per ongeluk tegen zijn neus gooide? Waarschijnlijk niet, dat was jaren geleden. Misschien is het jaren geleden. Dat ik echt probeerde. Dat jij echt probeerde. Tis oké hoor. We hadden het allebei gewoon druk. Toch, papa?
2. kerstdiner
het huis ruikt naar kippensoep
achter de gelige ramen bewegen schaduwen
deurbellen versleten
vingervlekken op tweedehands wijnglazen
kalkoen in partjes gesneden de peren geglazuurd
de tanden in een nieuw gebit gestoken
het geld weggemoffeld in kerstkaarten en lelijk geschreven nieuwjaarsbrieven
de lippen op elkaar geperst
er stroomt rode wijn over onze kaken
neef Dennis heeft zijn nieuwe vriendin meegenomen
blonder en tieteriger dan de vorige – ze straalt
warmte uit als een oven – Dennis heeft een klam voorhoofd
zweetdruppels vallen in zijn soepbord, och God, ze zenden golven uit
naar microbiotische walvissen: ze beginnen te zingen
scheller en scheller en scheller tot de keuken zich vult
met het misselijkmakende geluid
van oordeel
ik vouw mezelf tot een sierzakdoek leg mezelf op tafel
hoop het vuil van ieders monden te vegen
ik plooi de hoeken in mezelf om maak rond
wat scherp kan zijn, aanstoot kan geven
oma knikt goedkeurend, papa staart naar zijn trillende gsm
Geile Moeders In Je Buurt Zoeken Seksbuddy
mama’s mond vormt de O, de oven kan niet stoppen met
piepen, de ketels fluiten en in de damp op de ruiten verschijnen
scheldwoorden, de veenbessen liggen als kleine bakstenen
in onze overvolle buiken en niemand heeft het
over de olifant in deze ruimte
hij staart naar het raam met zijn staart tussen zijn benen
buiten glijden bejaarden uit over de besneeuwde stoep
kijken naar de gelige ramen, bewegende schaduwen
je mist niets, liefste vriend
je had toch een hekel aan kippensoep
3. Istanbul
het regent
we hebben een gesprek in Istanbul (de kebabzaak, niet de stad)
nadat ik je op straat voor het neonmenubord uitleg wat het verschil is
tussen döner en dürüm, tussen blijven en weggaan, er zit een subtiel onderscheid
tussen de laatste slok icetea wel of niet aanbieden,
tussen je hand sluiten rond je wrap of op tafel openleggen,
tussen allebei looksaus nemen zodat we nog kunnen kussen
of oogcontact vermijden
terwijl ik de sliertjes wortel uit mijn broodje peuter
één voor één in mijn mond steek
het regent
overal krioelen wormen
we zigzaggen samen op het trottoir
we zien steeds dikkere, rapen ze op met stokjes
om ze in de plantenbakken aan je kot te leggen
op de houten randen van de bakken kruipen grote en kleine slakken
je vertelt me hoe je als kind blootsvoets op zo’n diertje stapte
hoe het schuldgevoel dagenlang aan je vast bleef kleven
ik vertel over de bijnaam die ik ooit kreeg van een sekspartner
slakje
ik heb sympathie voor ze, zeg ik
ik haat het ook om mijn eigen thuis op mijn rug te dragen
het regent
ik heb al lang geen honger meer
ik wil mezelf in de zilverfolie wikkelen als een soort reddingsdeken
al weet ik niet of het mij moet blussen of warm houden
ik tik een slak aan en hij krimpt in elkaar
er zit wreedheid in mijn tederheid
dat merk ik als ik je kus en een tandafdruk achterlaat
een koord doet niet minder pijn aan je polsen als het van fluweel is
je draagt je zenuwstelsel aan de buitenkant zoals een naaktslak
ik strek mijn vinger naar je uit
laat hem rusten op de overgang tussen jou en mij
het regent
de magnolia’s bloeien al
het is maart maar ik mag dit geen lente noemen
want dan zou ze prematuur moeten zijn
er liggen al te veel spullen in de couveuse om er nog
een seizoen bij te proppen en al zeker niet
een kind met mijn gezicht
dat nog onvoldoende gerijpte longen heeft
om te kunnen huilen
het regent
ik spring in alle plassen
om mijn waterdichte schoenen op de proef te stellen
wieg mijn meegenomen döner in mijn armen als een baby
Reactie plaatsen
Reacties