Aflevering 6 – Van Annette Portegies tot Rinus Van de Velde

Gepubliceerd op 28 december 2022 om 13:57

Dirk Leyman signaleert ‘verse leeswaren’: originele publicaties, opmerkelijke boeken en nieuwigheden, met ook aandacht voor literaire essayistiek, bibliofilie en drukwerk dat elders minder aan bod komt.

BIOGRAFIE

De worstelingen van Maurice Gilliams

Eindelijk is ze in 2022 verschenen, de biografie die de wellicht grootste estheet uit de Vlaamse letteren dubbel en dik verdiende. Uitgeefster Annette Portegies werkte twintig jaar lang – met tussenpozen - aan haar zwierig, uitstekend gedocumenteerd portret van Maurice Gilliams (1900-1982), auteur van het beroemde Elias of het gevecht met de nachtegalen (1936). Ze legde depressies bloot, worstelingen met huwelijk en homoseksualiteit én met misbruik uit zijn jeugd. De flamboyantie van deze onconventionele maar toch met veel pudeur behepte schrijver komt fraai naar voren. Ook slaagt ze erin een tijdsbeeld van Gilliams’ Antwerpen te boetseren. Annette Portegies stelde overigens in het DW B-nummer 2021/4 over Gilliams (‘Met andermans woorden is niets te beginnen’) een uniek album samen aan de hand van onbekende foto’s en brieven van Gilliams.

Bij Querido verscheen ook een bloemlezing van Leen Huet, waarin ze put uit het amper twaalfhonderd pagina’s tellende verhalende proza, poëzie en essays van Gilliams. Maar: ‘Maurice Gilliams was eerst en laatst een dichter, “karig en vlijmscherp”. Als dichter was hij uitermate veeleisend voor zichzelf en toetste hij zijn gedichten af aan de hoogste voorbeelden die hij kende.’

Annette Portegies, Weerspiegeld in een waterglas. Maurice Gilliams 1900-1982, Athenaeum, 440 p., 34,99 euro.

Maurice Gilliams, Een binnenplaats met gras, Querido, samenstelling en inleiding Leen Huet, 224 p., 20 euro.


Soma Morgenstern over Joseph Roth

In Vlucht en einde van Joseph Roth schetst Morgenstern (1890–1976) een zeer persoonlijk, authentiek beeld van zijn turbulente vriendschap met Joseph Roth in politiek dramatische tijden.

Soma Morgenstern – die pas na zijn dood aan de vergetelheid werd ontrukt - ontmoette Joseph Roth voor het eerst in 1909 in Lemberg (het huidige Lviv) tijdens een congres van Joodse scholieren. Hun gezamenlijke achtergrond – ze waren allebei afkomstig uit Galicië, een verre uithoek van het Habsburgse rijk, tegenwoordig Oekraïne – schiep meteen een gevoel van verbondenheid. Beiden studeerden in Wenen en in de Eerste Wereldoorlog waren ze beiden soldaat in het Oostenrijks-Hongaarse leger. Vervolgens werkten ze als correspondent voor de cultuurpagina’s van de Frankfurter Zeitung – Morgenstern in Wenen en Roth in Berlijn. Toen in 1933 Hitler aan de macht kwam, vluchtte Roth naar Parijs, waar hij ten slotte in een klein hotel nabij de Jardin du Luxembourg zijn laatste onderkomen vond. In 1938 vluchtte ook Morgenstern naar Parijs en hij nam een kamer in hetzelfde hotel. Morgensterns pogingen om Roth van de drank af te krijgen, zetten weinig zoden aan de dijk. Het ging van kwaad naar erger met Roths alcoholisme, tot hij uiteindelijk in mei 1939 overleed aan de gevolgen ervan. Volgens Georg B. Deutsch in het nawoord is Vlucht en einde van Joseph Roth ‘een van de grote vriendschapsboeken uit de Europese literatuur’. Een terechte vaststelling.

Soma Morgenstern verbleef vanaf 1938 in Frankrijk en overleefde verschillende interneringskampen. In 1941 slaagde hij erin naar New York te ontkomen, waar hij in 1976 als Amerikaans staatsburger overleed. Behalve journalistieke stukken schreef hij toneelstukken, romans en memoires. Pas na zijn dood werd zijn oeuvre op waarde geschat. Morgenstern verwoordde zelf dat hij ‘tot de ongelukkige generatie [behoorde] die in de vloed van de wereldgeschiedenis ten onder ging, een vloed waar slechts enkelen levend uit zijn gekomen en dat bepaald niet ongeschonden’.

Vertaler Els Snick, oprichter en voorzitter van het Joseph Roth Genootschap, promoveerde in 2013 op het werk van Roth. Ze vertaalde van hem verschillende bundels journalistiek werk, zijn beroemdste roman Radetzkymars en zijn briefwisseling met Stefan Zweig. Het omslagschilderij met portret van Roth is van Koen Broucke.

Soma Morgenstern, Vlucht en einde van Joseph Roth, Van Oorschot, vertaling Els Snick, nawoord Georg B. Deutsch, 360 p., 29,50 euro.


PROZA

Een publicatiegolf ter gelegenheid van Prousts 100ste sterfdag

Het zoemt en zindert altijd weer rondom Marcel Proust (1871-1922), dit keer naar aanleiding van zijn 100ste sterfdag op 18 november 2022, goed voor een rist heruitgaven, speciale edities en nieuwe vertalingen  - in Frankrijk is die golf vrij excessief, maar ook bij ons zijn er een aantal begerenswaardige uitgaven én vertalingen.

=>Een luxehebbeding is de vertaling van het gracieuze jeugdwerk Les Plaisirs et les Jours (1896). Precieuze verhalen, vingeroefeningen, (proza)gedichten, pastiches of schetsen voor zedenkomedies, mét de oorspronkelijke illustraties van Madeleine Lemaire én de partituren van de pianocomposities van Reynaldo Hahn, én zelfs een cd met de uitvoeringen. Een genummerde editie, bovendien.

=>Ieme van der Poel, emeritus hoogleraar Franse literatuur aan de Universiteit van Amsterdam, wil in De tijdmachine van Proust ‘het cliché van de wereldvreemde dandy die ellenlange zinnen schreef naar het rijk der fabelen verwijzen’: ‘Waarom houdt het beeld van Proust als eenzelvige estheet zo hardnekkig stand?’ Ze trekt een andere Proust op: ‘humorvol, erudiet en sterk betrokken bij culturele, sociale en politieke ontwikkelingen’ van zijn tijd, de belle époque (1870-1914). ‘De veelheid aan technologische veranderingen, die zo kenmerkend was voor de late negentiende eeuw, heeft bij Proust niet slechts een decoratieve functie, maar maakt ons als zijn lezers ook bewust van het verstrijken van de tijd.’ En, noteert Van der Poel: ‘Ook de personages bij Proust geven zich over aan de rage om te sporten in het groen – le footing, zoals het anglicisme voor deze laatnegentiende-eeuwse voorloper van het hedendaagse joggen luidt – en verdiepen zich in het complexe vraagstuk van de seksuele geaardheid.’ Ook zij gebruikt natuurlijk Op zoek naar de verloren tijd als leidraad.

=> De herontdekking van vijfenzeventig bladen handgeschreven werk van Proust in de nalatenschap van de Parijse uitgever Bernard de Fallois (in 2018) sloeg destijds in als een bom en werd in 2021 geredigeerd en geannoteerd uitgegeven bij Gallimard. Fallois had er al op gewezen in zijn postume uitgave van Contre Sainte-Beuve uit 1954. Het betrof een voorstudie van Op zoek naar de verloren tijd, ‘een waar fundament’, ‘een miniatuurversie’, waarin iconische momenten uit de cyclus te herkennen zijn. Ze zijn nu ook in het Nederlands vertaald. En de lezer kan meekijken naar ‘het sacrale ogenblik’ waarop het grote kunstwerk voor het eerst uit de bron ontspringt, aldus Jean-Yves Tadié in zijn voorwoord.

=> Ook het literair-historisch tijdschrift De Parelduiker besteedt in nummer 4 van jaargang 2022 aandacht aan Proust via een lang essay van Hein Groen, ‘Prousts tweede werkelijkheid’.

Marcel Proust, Lusten en dagen, uitgeverij IJzer, vertaling door Tony Volger & Hans Hartsuiker (proza) & Paul Gellings (poëzie), 263 p., 37,50 euro.

Ieme van der Poel, De tijdmachine van Proust. Een gids voor de moderne lezer op zoek naar de moderne tijd, De Bezige Bij, 236 p., 19,99 euro.

Marcel Proust, De vijfenzeventig bladen, De Bezige Bij, vertaling Désirée Schyns, Philippe Noble, Jan Pieter van der Sterre en Reintje Ghoos, 432 p., 39,99 euro. 

De Parelduiker, 2022/4, Proust, los nummer, 13,50 euro, abonnementen 52,50 euro / 65 euro buitenland, www.parelduiker.nl


Het gruwelpalmares van Hell’s Belle

Van dienstmeisje tot ongrijpbare seriemoordenaar, zo kun je de onthutsende saga samenvatten van de Noorse Belle Guness (1859-1908). Eind negentiende eeuw emigreerde ze als ‘Brynhild’ naar Amerika en veranderde in Indiana haar naam tenslotte naar Belle Guness. Victoria Kielland tuurt in de afgrond van een gebroken vrouw, een ontspoorde moeder, een ‘Hell’s Belle’ die uit een stoet mannen en minnaars het bloed laat weggutsen. ‘De ontzetting lag als een koude klauw op Belles ruggengraat.’ En na de zoveelste moord: ‘Ze had God gespeeld.’ Een ontdekking, dit boek.

Victoria Kielland, Mijn mannen, vertaling Michal van Zelm, uitgeverij Oevers, 204 p., 22,50 euro.

 

 


Liaisons dangereuses

‘Een verbijsterende roman met een woest psychologisch inzicht’, aldus Siri Hustvedt in haar voorwoord bij het beroemde, dieptreurige Het verbrande kind (1948) van de Zweedse auteur Stig Dagerman, die op 31-jarige leeftijd zelfmoord pleegde. Het verbrande kind handelt over liefde en rouw in een Stockholms arbeidersmilieu. De 19-jarige student Bengt raakt na de onverwachte dood van zijn moeder verwikkeld in een gecompliceerde, gedoemde verhouding met zijn aanstaande stiefmoeder. Hoog tijd voor een heruitgave.

Stig Dagerman, Het verbrande kind, Koppernik, 256 p., 23,50 euro, vertaling J. Bernlef.

 

 


Hedendaagse hypocrisie

Serge, een acteur op leeftijd - een zogenaamd ‘monument national’ van de Franse film - woont met zijn derde, veel jongere vrouw Ambre, in een tanend kasteel aan de rand van Parijs. Deze voormalige Miss Provence-Alpes-Côte d’Azur is slechts begaan met haar familie én de wereld, weliswaar omringd door een gigantische huishoudelijke staf. Maar wat heeft de nieuwe nanny Cendrine in de zin? Julia Deck leeft zich in haar derde roman opnieuw met ongebreideld sarcasme uit in het ontmantelen van hedendaagse hypocrisie én zet deze clan gewillig in hun blootje.

Julia Deck, Nationaal monument, uitgeverij Vleugels, vertaling Nathalie Tabury, 150 p., 26,99 euro.


De ras-le-bol van Thomas Bernhard

De bijna verwoestende densiteit van het proza van de Oostenrijke aartspessimist Thomas Bernhard (1931-1989) blijft nazinderen. Nu is eindelijk zijn laatste grote prozawerk in het Nederlands vertaald. Franz-Josef Murau, de achtenveertigjarige hoofdpersoon van Uitwissing, woont in Rome, is leraar van Gambetti en al twintig jaar weg uit Wolfsegg, het landgoed van zijn schatrijke familie in Opper-Oostenrijk. Hij probeert zich mordicus van zijn ‘Herkunftscomplex’ te ontdoen. Uitwissing is de ultieme ras-le-bol van alles waar Wolfsegg voor staat.

Thomas Bernhard, Uitwissing, vertaling Chris Bakker, uitgeverij IJzer, 511 pagina’s, 34,50 euro.

 

 


Lichtflitsen, scènes en feilloze verhalen

‘Ik heb – wie durft er nog ongegeneerd zijn eigen vaardigheden te prijzen – de soepele pols van een oude gelukkige onvermoeibare hengelaar.’ Een van de openingszinnen uit de Nachgelassene Schriften und Fragmente van Franz Kafka, waaruit nu een Nederlandstalige selectie is gepuurd. Soms slechts een lichtflits van een idee, dan een tot in de puntjes uitgekiende scène én uiteraard ook een aantal feilloze verhalen. Deze conciese ‘nachtstukken’ laten niemand onberoerd. Ze zijn ultrakort maar palmen je rücksichtslos in.

Franz Kafka, In het labyrint. Nagelaten verhalen, Koppernik, vertaling Ard Posthuma, 168 p., 22,50 euro.


De kou, de hoogte, de eenzaamheid

In een verloren bergdorpje tussen Frankrijk en Italië vordert Stan, een paleontoloog aan het eind van zijn carrière, in 1954 zijn vriend en voormalige assistent Umberto en collega Peter op. Zij moeten hem bijstaan om een obsessie te dempen: het detecteren van een mogelijk in het ijs bevroren dinosaurusskelet. De ontdekking zou hem roem bezorgen, denkt Stan. Maar tijdens de expeditie spannen de kou, de hoogte en de eenzaamheid samen. Een zoveelste bergroman, ‘magisch en meedogenloos’, aldus Le Figaro.

Jean-Baptiste Andrea, Honderd miljoen jaar en een dag, vertaling Gertrud Maes en Martine Woudt, uitgeverij Oevers, 223 p., 23,50 euro.

 


Caroline Lamarche en de dissectie van ouderdom

In Het einde van de bijen brengt de Frans-Belgische coryfee Caroline Lamarche een dissectie van ouderdom en een prangend eerbetoon aan een generatie ‘vrouwen aan de haard’ die – net als de bijen – bijna helemaal zijn verdwenen. En onvoldoende respect kregen. Een van elkaar vervreemde moeder en dochter groeien terug naar elkaar toe. Liefst zou de hoogbejaarde moeder thuis sterven, tot ze naar een zorginstelling moet verkassen. Tijdens de pandemie leidt dat tot volstrekt isolement.

Caroline Lamarche, Het einde van de bijen, Vleugels, 124 p., 26,90 euro. Vertaling Katelijne de Vuyst.


REISVERHALEN

Het Lissabon van Bart Stouten

Voor lieden die ‘graag een beetje dichterlijk denken’ terwijl ze verlangen naar Lissabon, zo typeert ex-radiocoryfee en dichter Bart Stouten zijn meanderende, nieuwe boek over de Portugese hoofdstad. Op de hem zo karakteristieke wijze mijmert hij over beminde poëten als Fernando Pessoa, ‘dichter die de verzamelnaam is van veel verschillende dichters’ of de overleden Herman de Coninck. ‘Of over “verzen die de kunst van het niets-laten-liggen” en “het nergens-aan-voorbijgaan” omhelzen.’ En er is die ingrijpende ontmoeting met de Iraanse jongen Nima. ‘De stad van de zeven heuvels is als een visioen in een droom, als je ze vanuit de zee nadert.’ Stouten, dichtende dagdromer, kijkt ook om naar zijn eigen leven en carrière.

Bart Stouten, Lissabon. Een droomwandeling, uitgeverij Vrijdag, 276 p., 24,50 euro.

 


POËZIE

‘In je eentje een menigte’, Henri Michaux gebloemleesd

Bij het Poëziecentrum is een tweede, ruime bloemlezing verschenen uit het werk van Henri Michaux (Namen, 1899 – Parijs, 1984), opnieuw in een vertaling van Bart Vonck (1957), met aantekeningen en een uitgebreid essay. Dit tweede deel omvat gedichten uit de periode 1947 - 1959 en heeft als titel In je eentje een menigte. In 2017 verscheen het eerste deel, Trage nederlaag met volle zeilen, ook bij Poëziecentrum. De geschriften van Michaux getuigen van een zoektocht naar de vloeibare identiteiten van het schrijvende ‘ik’. Michaux, ‘de meester van de radeloze vlucht’, reisde veel en benaderde de Europese cultuur vanuit allerlei andere tradities, waarna hij over zijn positie als binnen- en buitenstaander schrijft. Het woord is een scalpel. Het resultaat is ‘een flitsende nieuwe werkelijkheid die de leesgewoonten onderuit haalt en de lezer meeneemt in een talig en geestelijk avontuur’, aldus Vonck.

Henri Michaux, In je eentje een menigte, bloemlezing uit het werk van Henri Michaux (deel 2, 1947-1959), vertaling, aantekeningen en nawoord Bart Vonck, Poëziecentrum, 120 p., 22,99 euro.


Poëziesuperspreader

De Nederlandse dichteres Ellen Deckwitz mag je met gerust hart een poëzie-superspreader noemen. Een ongevaarlijke bezigheid, mogen we gelukkig zeggen. Ze laat geen gelegenheid onbenut om ons op de geneugten van rijm, vers én klank te wijzen, op podium, in de klas of in een krantenkolom. In Eerste hulp bij poëzie, eerder apart verschenen als Olijven moet je leren lezen & Dit gaat niet over grasmaaien, ontkracht ze onder meer het hardnekkige fabeltje dat poëzie raadselachtig of aartsmoeilijk is.

Ellen Deckwitz, Eerste hulp bij poëzie, uitgeverij Pluim, 286 p., 26,99 euro.


Verbijsterende vlagen van inspiratie

Anneke Brassinga herzag haar gewaardeerde vertaling van Ariël van Sylvia Plath, de bundel die postuum het licht zag nadat de Amerikaanse schrijfster in 1963 in Londen een einde aan haar leven had gemaakt. Plath was toen net van Ted Hughes gescheiden. De gedichten zijn zowel macaber als hallucinant, ook vol slimme ironie en technische hoogstandjes, afkomstig uit ‘verbijsterende vlagen van inspiratie’, aldus Hughes.

Sylvia Plath, Ariël, De Bezige Bij, tweetalige editie, vertaling Anneke Brassinga, 24,99 euro.


Uitgekristalliseerd

De veelbekroonde dichteres, slaviste en vertaalster Miriam Van hee wordt zeventig en publiceert zonder veel stemverheffing haar negende bundel. Van Hee, die al in 1978 debuteerde, brengt in voor wie de tijd verstrijkt op het eerste gezicht alledaagse observaties waarin ze ons lijkt toe te spreken, in secties als ‘reizen’ en ‘quarantaine’. Dit zijn uitgekristalliseerde gedichten van een dichteres die een heldere ritmiek hanteert, maar perfect weet hoe ze moet ‘balanceren op het koord tussen het zegbare en het onzegbare’, aldus collega-dichter Luuk Gruwez.

Miriam Van hee, Voor wie de tijd verstrijkt, De Bezige Bij, 56 p, 21,99 euro.


NON-FICTIE EN ESSAY

De lokroep van ‘dark tourism’

Voormalig hoogleraar Franse literatuur Luc Rasson is gefascineerd door 20ste-eeuwse Europese locaties die we associëren met onheil, vernietiging en dood. ‘Misschien is dark tourism niets anders dan een hedendaags memento mori.’ Hij reist naar bezwaarde plekken uit de Franco-periode, naar het Boedapest van 1956, waar de opstand tegen communistische tanks soms met de blote vuist werd gevoerd, Mussolini’s Rome of naar executieoorden in de Baltische Staten. En pepert ons in dat oorlog helaas de akelige motor van de geschiedenis blijft. Eerder al schreef Rasson het goed onthaalde Het lijk van de dictator. Wat gebeurde er na de instorting van fascistische regimes met het stoffelijk overschot van Franco, Mussolini en maarschalk Pétain?

Luc Rasson, Donker toerisme. Reizen door het Europa van de twintigste eeuw, Ertsberg, 266 p., 27,50 euro.


Vermetel boekenavontuur

Ter gelegenheid van haar 20-jarig bestaan brengt uitgeverij Cossee twee markante uitgaven. Alba Donati liet Firenze achter zich om een boekhandel te openen in Lucignano, haar Toscaanse geboortedorpje met honderdtachtig inwoners. In Boekhandel in de bergen houdt ze een dagboek bij van dit vermetele avontuur, waarbij een brand en de pandemie roet in het eten gooiden. Maar haar passie overstijgt de sores. Steven van Ammel van boekhandel Passa Porta schreef een nawoord. Aansluitend verscheen Het belang van de boerenzwaluw, waarin de toekomst van de literaire uitgeverij wordt gewikt en gewogen.

Alba Donati, Boekhandel in de bergen, vertaling Etta Maris, Cossee, 256 p., 21,99 euro.

Mireille Berman (red.), Het belang van de boerenzwaluw. Over de toekomst van de literaire uitgeverij, Cossee, 128 p., 17,99 euro.


Literaire antiquaren en hun handel en wandel

In november 1982 begonnen studenten Nederlands Hans Engberts en René Hesselink een handeltje te drijven in tweedehands boeken in de Utrechtse Herenstraat. In 1989 verhuisden ze naar de Oude Gracht, waarna hun winkel tot wasdom kwam en al snel tot een van de bekendste literaire antiquariaten van Nederland uitgroeide: Hinderickx & Winderickx werd een begrip.

Vanaf het begin hielden de heren, met gemopper en tegendraadsheid, een Winkeldagboek bij, waarvan in 2003 een eerste bloem­lezing werd gepubliceerd. Die veroorzaakte nogal wat deining in de wereld van het oude boek. Oude Gracht 234, het tweede deel, dat in 2007 verscheen bij het 25-jarig bestaan van Hinderickx & Winderickx, bevestigde hun status als enfants terribles van het Nederlandse antiquariaat. In het Winkeldagboek krijgen niet alleen de klanten, zowel in de winkel als online, een plaats of een oordeel, ook hun onderlinge verschillen en twisten komen aan bod. Als kompaan Hans in 2011 overlijdt zet René niet alleen de winkel, maar ook het Winkeldagboek voort. In dit nu verschenen derde deel lezen we hoe het de laatste 15 jaar van het inmiddels 40 jaar bestaande antiquariaat is vergaan. ‘Mijn misantropie begint grootse vormen aan te nemen. Best veel mensen in de winkel, vandaag, en allemaal willen ze iets van mij, maar kopen ho maar.’ (notitie van René, donderdag 11 januari 2018)

Winkeldagboek 2007-2022, uitgeverij IJzer, 287 p., 25 euro.


De hel van de bibliofiel

De Stichting Desiderata, het recente opgerichte Nederlandse genootschap van boekenvrienden, maakt een lang gekoesterde droom waar met de uitgave van De Hel van de bibliofiel van de Franse letterkundige en boekenverzamelaar Charles Asselineau. Hij schrijft over de genoegens van zijn onontkoombare ‘librido’.

Dit verhaal van zowat dertig pagina’s verscheen in 1860 in boekdruk als L’Enfer du bibliophile, maar werd nooit eerder in het Nederlands vertaald. Asselineau vertelt daarin over een nachtmerrie waarin een boekenvriend tegen wil en dank door een demon gedwongen wordt waardeloze boeken aan te schaffen voor een te hoge prijs. Vervolgens belandt hij in de hellecirkels van de boekbinder en het veilinghuis. Ten slotte is hij getuige van de plundering van zijn bibliotheek. Een ware nachtmerrie.

Maar daar blijft het niet bij. Het verhaal van Asselineau bleek opgemerkt te zijn door zijn landgenoot Octave Uzanne, en aan de overzijde van het Kanaal door Andrew Lang. Beiden gebruikten Asselineaus tekst op hun eigen manier als plot voor hun variaties op ‘De hel’: het Veilinghuis en het Vagevuur. De Stichting besloot ook die twee teksten in zijn vertaling op te nemen. Net als de Nodier-uitgave is ook ‘De hel’ verrijkt met biografische portretten van de auteurs, en uitgebreid toegelicht met gegevens over de besproken motieven. Het onderzoek daarnaar leverde een indrukwekkende overvloed aan feiten en anekdotes op uit de bibliofolklore: over boekenveilingen, bibliofobie, boekrestauratie, boekprentkunst en bibliofiele genootschappen.

Ook de illustratoren die de ‘leesmerrie’ en ‘boekendemonen’ in beeld hebben gebracht krijgen ruim aandacht. In de eerste plaats is dat de illustrator van ‘De hel’, Léon Lebègue, een zo goed als vergeten prentkunstenaar. Maar ook de demoontjes van Albert Robida verschijnen hier, en de afbeeldingen bij ‘De hel’ van de Tsjechische kunstenaar Hugo Steiner-Prag. In totaal bevat deze uitgave meer dan 160 afbeeldingen in kleur. Daarnaast zijn drie verhalen toegelicht met Nederlandstalige bronnen die verwant zijn aan de inhoud, waaronder Willem Bilderdijk, die uitlegt hoe een nachtmerrie te werk gaat, en dominee Eliza Laurillard, die ons onderhoudt over zijn angst voor de vergetelheid. De Stichting Desiderata maakt er een luxueuze uitgave van.

Charles Asselineau, De hel van de bibliofiel, Stichting Desiderata, bestellen kan hier, 32,50 euro. Vertalingen uit het Frans en het Engels door Martin Hulsenboom, bibliografische aantekeningen Ed Schilders en biografische portretten Peter IJsenbrant.


BOOKAZINE

Reveil, ‘verhalen over het leven en de dood’

Een magazine met het voorkomen van een boek, dat noem je tegenwoordig chic een book­azine. Het lijvige, nieuwe Reveil ­verschijnt voorlopig maar één keer per jaar maar mikt ­resoluut op enige tijdloosheid. Het brengt ‘verhalen over het leven en de dood’ in een uiterst esthetisch jasje en tilt onze omgang met sterfelijkheid naar een hoger, ja zelfs literair niveau.

‘Er bestaan tijdschriften over wielrennen en sportvisserij, maar geen over de belangrijkste bijzaak van het leven: de dood’ vond initiatiefnemer en hoofdredacteur Lander Deweer, die met zijn empathische pen al eerder het thema verkende. Hij vond een partner in crime in Pieter Deknudt, bezieler van de vzw Reveil. Die beijvert zich al zeven jaar met muziekevenementen voor een waardig afscheid op Vlaamse kerk­hoven. Deknudt en Deweer zochten en vonden journalistiek kruim en bekende fotografen die de dood wilden belichten, zonder in doem te vervallen. Zelfs humor is gepermitteerd.

Eind jaren negentig boog het Nederlandse tijdschrift Doodgewoon zich al over ‘doodscultuur en uitvaartmanieren’. Reveil toont zich een meer dan waardige opvolger, met zijn slimme balans tussen luchtigheid en ernst. Deweer zelf schreef over Franky, zijn ‘doodgezwegen’ oom die op driejarige leeftijd stierf. Fotografe Lieve Blancquaert trok naar een rouwkamp en oogstte pakkende woorden en beelden. Reporter Douglas De Coninck brengt een eerbetoon aan zijn opa Tore, de niet naar waarde geschatte ‘vuurkruiser’. Dichter des Vaderlands Mustafa Kör evoceert de laatste levensuren van zijn grootvader. Reveil excelleert in originele invalshoeken, met pennen als Johan en Mira de Boose, Jeroen Duvillier, Rik Van Puymbroeck en Joris van Casteren.

Maar er is ook plaats voor ‘doods­weetjes’ of rubrieken. Zo wordt een originele begraafplaats gelauwerd of zie je een parade van de mooiste miniatuur­lijkwagens, een ‘rouwstoet in mineur’. En wist u dat het praatbankje van Ricky Gervais uit After Life nu menige Britse begraafplaats siert? Opvallend is dat Reveil ook de multi­mediale toer opgaat én met QR-codes naar muziek leidt. Reveil is een gul blad dat ‘die sluier van krampachtigheid’ rond de dood subtiel wegtrekt.

Reveil, 260 p., 19,90 euro, www.reveil.org. Verschijnt één keer per jaar.


CATALOGUS

Rinus Van de Velde, de behoefte aan fictie

Qua productiviteit staat er geen rem op totaalkunstenaar Rinus Van de Velde, die niet enkel in exposities maar ook in boekvorm geregeld zijn ei(eren) legt.

A Fictional Autobiography verschijnt nu pas, als uitvloeisel van de expo La Ruta Natural in Frac des Pays de la Loire te Nantes, eind vorig jaar. In zijn beginperiode maakte Van de Velde naam met groots opgezette houtskooltekeningen, later integreerde hij tal van andere media. Via installaties, film, houtskool, keramiek en potloodtekeningen verkent Rinus Van de Velde nu zijn fictieve biografie. ‘A Fictional Autobiography’ bevat recentere tekeningen in houtskool, potlood en oliepastel.

Please remember that your urge to escape has always been one of the principal appetites of your soul’ staat er onder een oliepastel op papier van een (jacht?)vliegtuigje tegen een helblauw uitspansel. Vluchtroutes uit de werkelijkheid, om er volop nieuwe te creëren. ‘De kunstenaar zegt: “Misschien is dat wat ik met mijn werk doe, de mogelijke betekenissen van een beeld uitproberen”’, noteert De Groene Amsterdammer-redacteur Jan Postma in zijn nawoord. ‘Het imago dat Van de Velde van de veronderstelde echte Rinus creëert, is dat van een antiheld’, voegt Laura Stamps, werkzaam als conservator moderne en hedendaagse kunst in het Kunstmuseum Den Haag, eraan toe in haar inleiding. ‘Iemand die het liefst thuis blijft en alleen functioneert binnen de grenzen van zijn atelier. Een jongeman die, nadat hij even gegre­pen was door de droom van het professionele schaken en tennissen, nu graag kunstenaar wil zijn, maar die zich nooit en te nimmer met de groten kan meten en nu maar ‘net doet alsof”, aldus Stamps nog. We zien Van de Velde als ‘librarian’, als schaker, als tennisser of als spiedende voyeur. En als ambachtsman, die, aldus Stamps, de identiteit aan kan nemen van talloze voorgangers uit de kunstgeschiedenis. ‘Hij trekt net zo makkelijk de jas van Rembrandt aan als die van Claude Monet of Alexej von Jawlensky.’ Postma noteert ten slotte deze treffende woorden uit Van de Veldes mond: ‘Uiteindelijk denk ik dat we die ficties nodig hebben, en zelfs als je ze niet nodig hebt, blijf je ze maken – in weerwil van jezelf.’

Rinus Van de Velde, A Fictional Autobiography, Hannibal Books, 240 p., 59 euro.