De abc-moertjes van het woord oorlog. Over 'Zachte landing op leeuwenpootjes' van Astrid Lampe

Marieke Winkler

Ja, daar is hij weer! De witte plastic tuinstoel.’ Na de ironische introductie als een erfstuk dat ‘generaties meegaat’ en, enkele gedichten later, als identiteitsvormend object voor ‘de mannen van de wereld’ die bereid zijn tot ‘troepenvorming’, duikt de stoel ongeveer halverwege de bundel weer op. Nu niet als kluchtig attribuut van de moderne mens, maar als een onheilspellend lichtpunt in een weggevaagd landschap:

 

de plastic stoel

doet dienst als lichtend baken

waar bioluminescentie tekortschiet.

 

(…)

Blijkbaar zijn er geen organismen meer, of in ieder geval te weinig om voldoende licht (‘bioluminescentie’) op te wekken en is de hoop gevestigd op een plastic massaproduct. Typisch Astrid Lampe, om zo’n ordinair object tot een poëtisch beeld te maken. De witte tuinstoel – ook wel bekend als monobloc – is één van de meest gebruikte meubelstukken ter wereld. De kans is aanzienlijk dat de stoel de mens overleeft, mocht zich een ramp voordoen: ‘de plastic tuinstoel komt als eerste weer / op zijn pootjes terecht’. En dát zich een ramp heeft voltrokken in Zachte landing op leeuwenpootjes wordt al vrij snel duidelijk. Zo doet zich in het derde gedicht een explosie voor waarbij ramen uit sponningen knallen en woorden beginnen te drijven:

 

een lange ratelende zin en het raam op rusland

knalt eruit

 

de kou boekt een kamer

de wind draait

de bloem

sluit zich hermetisch dit om jouw en mijn nectar

veilig te stellen

tot nader order

 

achter de damwand drijven woorden uit de supermarktfolder

de krachtcentrale aan

 

            (…)

 

De genoemde ‘damwand’ en ‘krachtcentrale’ in dit gedicht refereren aan het motto van de bundel afkomstig van Viktor Chymtsjenko, een Oekraïense onderhoudsmonteur en gepassioneerde duivenmelker. In een interview naar aanleiding van de verwoesting van de Kachovkadam nabij Cherson in 2023 zegt hij: ‘Eigenlijk zou ik graag willen dat u over mijn duiven zou schrijven [in plaats van deze ramp]’. In de nacht van 5 op 6 juni vernietigden (vermoedelijk) Russische explosieven een deel van de dam, waardoor grote hoeveelheden land onder water kwamen te staan en tienduizenden mensen uit het overstromingsgebied moesten worden geëvacueerd. Chymtsjenko koos ervoor om bij zijn duiven te blijven.

Het reportageartikel waarin de uitspraak van Chymtsjenko is opgetekend lijkt de aanstichter te zijn geweest van Zachte landing met leeuwenpootjes; de 56 titelloze en ongenummerde gedichten vallen te lezen als één lang gedicht over de damdoorbaak, de daaropvolgende overstroming en de manieren waarop de oorlog individuele levens raakt, inclusief dat van de dichter. Net zoals in het geval van Lampes vorige bundel, de ‘krantenknipselbundelTulpenwodka (2021) waarin de coronacrisis de aanleiding vormde, grijpt het actuele voorval in op talloze andere actuele gebeurtenissen waaronder de klimaatcrisis, teruglopende seksuele voortplanting, de spanningen in het Midden-Oosten, de opkomst van large language models (‘ik train het taalmodel met likzout’) en rooflandbouw op de zeebodem. Concrete terugkerende beelden, zoals de monobloc, geven enig houvast in Lampes caleidoscopische poging ‘de abc-moertjes uit het woord oorlog los[te]trillen’.

 

Landen of zweven

Op de eerste plaats getuigen de gedichten heel direct van de Russisch-Oekraïense oorlog en lijken we ons ter plaatse te bevinden: van de ‘staats-tv’ en het ‘moskovisch gebak’ in de huiselijke setting van het openingsgedicht, tot de gevel die losslaat van de muurankers, ‘de pruiken van prigozjin’ en het ‘datsjadorp’ waar de vorst – nogal ambigu – heerst. Anderzijds wordt ook steeds de bemiddelde aard van de waarneming benadrukt; de oorlog komt via allerhande media en algoritmes de leefwereld van het ik binnen. Zachte landing op leeuwenpootjes beschrijft hoe het nieuws als een soort layer over de dagelijkse werkelijkheid begint te vallen. Bijvoorbeeld op het moment dat je aan het strijken bent:

 

(…)

de strijkbout op stoom

je afritsbroek in oorlogsmist

de persnaad vals een historisch concept

de losse beenstukken

(…)

 

De losse nieuwsflarden die je (via radio of scherm) opvangt tijdens een zo dagelijkse bezigheid als de strijk, resoneren in de vorm van de opsomming. De zinnen zelf worden losse beenstukken, verspreid door de kamer.

Of neem een ander moment, bijvoorbeeld als je op vakantie bent zoals het ik in Portugal. De kou van de rivier de Taag lijkt de kou van het water bij Cherson in herinnering te roepen: ‘de kou van de taag doet het verhaal kantelen’. Aan de rand van het privézwembad wordt de vraag gesteld:

 

(…)

wie neemt het dorp op zijn rug waarboven de hemel

zich leeg huilt

 

De relatie tussen directe getuigenis en bemiddelde waarneming geeft de gedichten een continue spanning. Steeds weer is het de vraag waar we ons bevinden en in welke werkelijkheid. ‘nog zweef je tussen hier en daar’, merkt de dichter ergens treffend op.

Net als je denkt enige inhoudelijke grip op het gedicht te hebben, word je in een volgende regel door een idioomwisseling of woordspeling weer op een ander been gezet. Letterlijk zweef je tussen zinnen. De contrasten zijn vaak groot. Zo worden ‘authentieke datsjaornamenten’ met het Nederlands-politieke ‘brood bad bed’ in verband gebracht en vinden we administratieve zaken als een ‘knipseldienst’ en ‘plastic insteekmapjes’ geplaatst naast de ‘mythische oorsprong van mangaanknollen’. De dichter speelt daarbij graag met de figuurlijke en letterlijke betekenissen van woorden. Een draagmuur kraakt ‘de code van familiegeheimen’ terwijl in het volgende gedicht ‘de kraak op de lijn’ een stilte om zeep brengt. Het spel tussen figuurlijk en letterlijk taalgebruik vinden we ook in de titel. De ‘zachte landing op leeuwenpootjes’ klinkt geruststellend en lijkt te worden onderstreept door de afbeelding van de kat op de omslag die haar vacht in orde brengt, maar de enige leeuwenpootjes waarover de tekst feitelijk rept, zijn ‘de koperen leeuwenpootjes van gestrand erfgoed’. Hoe zacht is het landen met een koperen onderstel? Een zachte landing zie ik eigenlijk alleen voor mij als ze – een stuk minder geruststellend – onder water gebeurt … Is dat allicht de situatie waar de volgende passage, tevens de enige plek in de bundel waar de volledige titel verschijnt, op zinspeelt?

 

(…)

klimaatambities schuiven als aardplaten over elkaar heen

wij slijten hard in aanloop naar

 

de zachte landing op leeuwenpootjes

 

 

Cakewalk

In het spel met letterlijke en figuurlijke betekenissen en botsende zinnen valt Lampes uitgesproken voorkeur voor montage- en assemblagetechnieken te herkennen, zoals die naar voren komt in de eerder genoemde voorganger Tulpenwodka (2021), maar ook in de ‘gesamplede bloemlezingen’ uit Rouw met diertjes (2013) of de wilde registerwisselingen uit vroegere bundels als Spuit je ralkleur (2005) en De memen van Lara (2002). Recentelijk verkent ze de mogelijkheden van woord/beeld-montages in haar beeldblog. Op datzelfde blog schrijft ze zich te distantiëren van poëzie ‘die het verheven beeld van de dichter als gevoelsinstantie en bevlogen taalgenie bevestigt.’ Voor alles streeft Lampe ‘de orkestratie van het eigentijdse na’.

Dat eigentijdse – ‘het leven’ – vergeleek ze in een interview met Ilja Leonard Pfeijffer eens met een cakewalk, ‘een ordinaire kermisattractie’ waarin de deelnemer te maken krijgt met een ongelijke trap waarvan de helften in tegenovergestelde richting bewegen, door een draaiende ton moet lopen en haar weg moet vinden in een spiegelpaleis.

De chaos in mijn gedichten refereert misschien nog wel het meest aan die onvoorspelbaarheid van houvast. Dat ieder houvast tevens een verondersteld houvast is. Zodra ik er zeker van ben fixeer ik het: dan verstar ik. Orde komt voort uit chaos. Maar mijn interesse gaat uit naar het punt juist daarvoor of juist daarna: daar waar de orde zich juist wel/niet aftekent. De grilligheid van een vlekkenpatroon waar een baby nog een gezicht uit moet zien te halen.

De door montage en assemblage veroorzaakte desoriëntatie verdiept in het geval van Zachte landing op leeuwenpootjes de thematiek van het huis en huiselijke (en het verlies daarvan). Zachte landing op leeuwenpootjes nodigt namelijk niet alleen uit je in te leven in het nieuwsfeit dat ten grondslag ligt aan de bundel (hoe zorg je dat jij goed landt wanneer jou een dergelijke oorlogs- en natuurramp treft? ‘hoe zet ik de landing in’?), het continue gevoel van desoriëntatie dwingt tevens het eigen gevoel van veiligheid te bevragen: we wanen ons vaak veilig, maar hoe houdbaar is die gedachte in tijden van geopolitieke spanningen en accelererende klimaatverandering?

 

(T)huis

In het vervolg van de bundel duikt de plastic tuinstoel nog twee keer op. In het eerste geval gebeurt dat wanneer we wegrollen ‘uit de versteende omgeving / om een nieuwe god samen te stellen’. Op dat moment licht de monobloc op als een witte kiezel in het donkere bos (‘het daglicht kruipt in plastic stoel’). In het laatste geval gebeurt dit wanneer hetzelfde daglicht ‘met een koevoet’ inbreekt en ‘de dragende muur […] in pixels uiteen’ valt. Alle geluiden verstommen, behalve het geluid van schurend plastic:

 

(…)

de havengeluiden hoor je niet meer

het schuurt

met iedere plastic stoel die wordt aangerukt

een verweerd exemplaar van de stapel die erven erven

 

(…)

 

Nieuwe erfgenamen hebben de vorige generatie ‘erven’ opgevolgd. De tuinstoel is vooral een lege stoel, een afdruk van wie er niet meer is, een herdenkingsteken. Het is tijd voor nieuwe goden, een nieuw (t)huis: ‘de droomstaat kruipt onder een zwaarte vandaan’. Ondanks de zware thema’s weet Lampe altijd de luchtigheid de bewaren, we wandelen door een onheilspellende cakewalk zonder einde maar via de demontage van de poëzie is het toch mogelijk grip te voelen:

 

(…)

 

grip voelen

druk zetten

 

het

herstelde gevoel in onze vingertoppen

nu het dak weer is teruggeplaatst

 

BIBLIOGRAFIE

Astrid Lampe, Zachte landing op leeuwenpootjes. Querido, Amsterdam,  2024.

Marieke Winkler over Astrid Lampe
PDF – 115,9 KB

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.