De koningin van het licht
Leed kan vermakelijk zijn, zeker als het om liefdesleed gaat. Zeer helder licht, de nieuwe roman van Wessel te Gussinklo, is daar een briljante illustratie van. Het boek is tegelijkertijd treurig en grappig, somber en licht. De hoofdfiguur en ik-verteller Wander, is eenendertig jaar. Oud, vindt hijzelf en vindt vooral zijn bijna twintigjarige geliefde Hanna. Ze is niet alleen jonger dan hij, ze is ook van een veel hogere sociale klasse. Redenen genoeg voor haar ouders om die oude armoezaaier van eenendertig bij zijn eerste bezoek de deur te wijzen. Het gesprek is opgebouwd als een catastrofe die niet vermeden kan worden. Het begint met de groteske beschrijving van de dominante ouders van Hanna: een gefrustreerde en overspannen vader die thuis zit na conflicten met zijn mededirecteur, een Poolse moeder die van hysterie, bijgeloof en Jodenhaat een roeping heeft gemaakt. In de bedaard uitdijende zinnen van Te Gussinklo klinkt dat zo: